De kwestie ‘Delft-Nieuwe kerk’ is niet alleen een gemiste archeologische kans, het zaagt ook aan de poten onder het Nederlands archeologisch kwaliteitsstelsel.
De Delftse politiek slaagde erin voor de restauratie van de Nieuwe Kerk meer dan 8 miljoen bij elkaar te lobbyen bij rijk, provincie en gemeente. In 2012 konden de restauratiewerkzaamheden dan ook aanvangen. Later kwam daar een paar ton bij van de Bank- Giroloterij. Onderdeel van die bouwstroom is de aanleg van twee kelders. De aanleg van een kleine kelder als uitbreiding van de koninklijke grafkelders is het archeologisch probleem niet. Die opgraving en uitwerking wordt gefinancierd door het rijk, 4 ton voor de opgraving van zo’n 300 skeletten, grafkelders en sporen van de 14de-eeuwse stadsgracht. Het pijnpunt is de grote kelder van 550 vierkante meter en 4,5 meter diep die in en naast de zuidzijde van de kerk gebouwd gaat worden.
Voor de duidelijkheid: het gaat om een locatie in hartje historische binnenstad, onder en direct naast een rijksmonument en niet een verstoring van het bodemarchief in een weiland waar archeologie ogenschijnlijk ‘onverwachts’ kan lijken. Op elke archeologische verwachtingskaart krijgt zo’n gebied rond een kerk de code: heel veel kans op archeologie. Tel daarbij de wetenschap op dat er zo’n vierhonderd jaar in en om de kerk begraven is en verrassend kan een archeologische verwachting in de hoogste categorie niet genoemd worden. De gevolgen van het bouwen van deze moderne kelder voor multi-functionele doeleinden – feesten, partijen en congressen?- zijn dan ook evident: onomkeerbare vernietiging van archeologisch erfgoed.
Hoge archeologische waardering
De gemeentelijke archeologische dienst schreef een uitgebreide archeologische bureaustudie om de verwachting te preciseren. Bij de grote kelder gaat het naast sporen van middeleeuwse huizen en de voorganger van de Nieuwe kerk uit 1389 om meer dan 2.000 begraven individuen. Een cijfer dat geschat is op basis van de begravingsdichtheid – 2,64 begraven individu per kubieke meter – dat bij een klein archeologisch onderzoek aan het oosten en noorden van de kerk tien jaar geleden is geconstateerd. De oorspronkelijke schatting was zelfs nog hoger: 3.522 skeletten. Het aantal kubieke meters onverstoorde archeologische grond is na het bureauonderzoek naar beneden bijgesteld.
Voor Nederlandse en Europese begrippen is ook 2.000 skeletten nog veel, heel veel. Het doet niet onder voor de in 2015 uitgevoerde mega-opgraving London-Bedlam. De serie filmpjes op youtube laat goed zien hoe archeologie een breed gedragen maatschappelijke gebeurtenis kan worden en hoe het grafveldonderzoek tot toeristisch citymarketing van formaat getransformeerd is.
De tijdsdiepte van het Delftse grafveld is bijzonder: het hele spectrum van de Late Middeleeuwen en de Gouden eeuw tot het begin van de 19de eeuw, maar in welke verhoudingen is volstrekt onduidelijk. De archeologische verwachting is niet alleen goed voorspelbaar het staat ook buiten kijf dat de vindplaats hoog scoort op criteria die in de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) zijn vastgelegd, zoals informatiewaarde, representativiteit, maar ook gaafheid, conservering (door hoge grondwaterstand), beleving en herinneringswaarde.
Bouwen boven je stand
‘Laten zitten waar het zit’ en desnoods opgraven is de hoofdboodschap van het Europese verdrag van Malta en daaruit voortvloeiende Nederlandse wet- en regelgeving. Aan professioneel archeologisch onderzoek hangt een prijskaartje dat beduidend te veel bleek voor het budget van de Protestante gemeente. De gemeentelijke archeologische dienst weigerde een vergunning af te geven. Maar in plaats in te zetten op een ander, creatiever idee of te voorzien in een meer bescheiden bouwplan wanneer een opdrachtgever boven zijn stand dreigt te bouwen, kiest de Protestante gemeente ervoor haar eigen geschiedenis voor grote delen archeologisch rücksichtlos te laten verdwijnen. Dat is op zijn zachtst gezegd merkwaardig omdat de Nieuwe Kerk graag pronkt met haar historische wortels en markante figuren, zoals Willem van Oranje, Hugo de Groot en de Oranjes.
Politiek Delft besliste echter dat het huidige plan door moest gaan en wel zo snel mogelijk. Twee archeologische vrijwilligersverenigingen, de landelijke Archeologische Werkgemeenschap Nederland (AWN) en de lokale Oudheidkundige Werkgemeenschap Delft (OWD) spanden samen een rechtszaak aan. In februari oordeelde de Haagse rechtbank dat die beslissingsvrijheid van politiek Delft geoorloofd was. De daarvoor ambtelijke procedures waren immers doorlopen.
Als een hoger beroep uitblijft, worden binnenkort honderden skeletten geruimd. Zo delicaat als de kwaliteitsnorm archeologie voorschrijft kan het niet zijn. En als kwastjes en troffels te duur zijn, wordt er dan een kraan met grijper ingehuurd om de klus te klaren? Laten we dat publieke geheim dan maar even niet in het buitenland vertellen waar tot verbazing van de Hollandse nuchterheid ook het zorgvuldig archeologisch opgraven van verre voorouders soms een klein volksopstandje teweeg kan brengen.
Verwachting toetsen aan praktijk
De casus Delft-Nieuwe kerk is alarmerend omdat ze toont dat het archeologisch kwaliteitsstelsel, eenvoudig gesteld ‘Goed opdrachtgeverschap bij archeologische werkzaamheden’, vleugellam geraakt is. Niet alleen is het een lachwekkend kleine steekproef opgelegd door de initiatiefnemer, al dan niet ingefluisterd door extern ingehuurde adviseurs, maar kwalijker is dat die beslissing in het geheel niet gebaseerd is op een archeologisch-inhoudelijke keuze. Dat kan ook niet, want gemeentelijke archeologen kunnen niet door de bodem heen kijken en externe adviseurs kunnen dat nog minder.
Na de eerste stap van bureauonderzoek hoort een passende tweede inventariserende stap te volgen; kijkgaatjes graven. Een dekkingspercentage van 5% tot 10% van het plangebied is in de archeologie gangbaar. Hiermee wordt de theoretische verwachting getoetst aan de praktijk. Hoeveel lagen dik zijn de graven; zijn het veelal vroeg 19de-eeuwse skeletten of worden ook voor Nederlandse begrippen zo bijzondere laatmiddeleeuwse begravingen intact aangetroffen? Zou met de verplaatsing van de kelder met een paar meter naar links of rechts, misschien minder erfgoed vergraven hoeven te worden?
Kiezen en selecteren kan ook op een archeologisch-methodisch verantwoorde manier
Bio-archeologisch onderzoek naar darmparasieten of isotopen behoorden bij grafveldenonderzoek van langer dan een decennium geleden nog nauwelijks tot de mogelijkheden. Skeletonderzoek heeft de laatste jaren een enorme ontwikkeling doorgemaakt, maar dat wil nog niet zeggen dat al een gedetailleerd zicht is op regionale verschillen in visconsumptie of archeologen al zoveel feiten verzameld hebben dat zij het grote historische debat over de persoonlijke hygiëne in de middeleeuwse en in de 19de-eeuwse stad al tot een hoger plan hebben kunnen tillen. Daarvoor is meer nodig dan anekdotisch bewijs.
Het DNA-onderzoek was bij de opgraving Eindhoven-Catharinakerk nog zo uitzonderlijk dat het niet alleen de lokale en nationale media haalde, maar ook buitenlandse kranten, magazines en CNN. Ook voor degene die alleen maar gehoopt had dat de opgraving Delft Nieuwe Kerk een bijdrage kon leveren aan een beter zicht op veranderingen in het grafritueel na de Reformatie of aan kwalitatief goede traditionele fysisch-antropologische ‘big data’ ten bate van bijvoorbeeld de historische ontwikkeling van ‘de lichaamslengte van de mannelijke Nederlander’ – één van de interessante onderzoeksthema’s van prof. Maat, komt bedrogen uit.
In Delft wordt niet alleen direct overgegaan tot definitief onderzoek, bij deze definitieve opgraving wordt anders dan gebruikelijk bij grafvelden-opgravingen al tijdens het veldwerk een selectiecriterium wordt toegepast. Er wordt slechts een beperkt aantal skeletten opgegraven, alleen die binnen de kerk. Minimaal 80 en als het meezit wat meer. De middeleeuwse laag skeletten – juist daar zijn er maar heel weinig van in Nederland – wordt dan niet eens bereikt en op deze locatie blijft 95% buiten beschouwing. Zo’n selectie tijdens de opgraving is sowieso hoogst ongelukkig. Zinvolle antwoorden geven op onderzoeksvragen wordt dan wel heel lastig gemaakt. De keus alles opgraven en achteraf een beperkt deel aan vervolgonderzoek te onderwerpen is een kostenbesparende maatregel die methodisch te verantwoorden is. Om na te gaan of de gezondheidstoestand van de Middeleeuwer in de nog agrarische stad beter was dan de 17de-eeuwer in de dichtbevolkte stad zijn begravingen in anatomisch verband te prefereren boven het losse bot in knekelkuilen. Hiervan wordt dan een representatieve steekproef genomen: een gelijke man/vrouw verdeling en verschillende skeletleeftijden.
Het archeologisch kwaliteitsstelsel ten grave dragen
De casus Delft-Nieuwe kerk toont dat aan het fundament van het archeologisch kwaliteitsstelsel is getornd. Steeds vaker worden archeologen gedwongen het vak te verloochenen door een mix van drie factoren: opdrachtgevers die een financieel tekort afwentelen op archeologie en een plafondbedrag uit de lucht grijpen, opgravingspartijen die in moordende concurrentie om een opdracht binnen te hengelen archeologie tegen irreële bodemprijzen aanbieden en adviesbureautjes die hun boterham verdienen door het archeologisch kwaliteitsstelsel kapot te adviseren. Het is maatschappelijk gezien diep te betreuren dat deze gevaarlijke cocktail juist op zo’n prominent historische plek manifest moet worden.
Dr. Roos van Oosten,
Universitair docent Stadsarcheologie
Universiteit Leiden