Wetgeving rondom archeologische toevalsvondsten bij bouwprojecten

Toevallige archeologische vondsten bij bouwprojecten kunnen voor de nodige hoofdbrekens zorgen. Vooral tussen gemeente en ontwikkelaar kan een strijd ontbranden wie verantwoordelijk is voor eventuele (meer)kosten met betrekking tot bijvoorbeeld archeologisch onderzoek en bouwvertraging. Veel gemeenten zijn geneigd automatisch de rekening bij de ontwikkelaar te leggen, vaak ten onrechte. De rechtspositie van de ontwikkelaar is namelijk vrij sterk in dezen. Ontwikkelaars hebben alleen de plicht om archeologische vondsten aan de bevoegde instantie te melden en de artefacten (“roerende zaken”) gedurende een half jaar op een veilige plek te bewaren. De Monumentenwet en de Wabo kennen geen verplichte onmiddellijke bouwstop. Ook zijn ontwikkelaars niet verplicht de vondst in situ te bewaren. Onroerende zaken (muren, kelders, fundamenten enz.) kunnen zelfs na vondstmelding worden verwijderd. Johan Teters gaat in een artikel in het Tijdschrift voor Bouwrecht (helaas betaalmuur) dieper in op de ingewikkelde en soms inconsequente wetgeving rondom archeologische toevalsvondsten.

Kluwer

The following two tabs change content below.

Johan Teters

Johan Teters is planoloog, milieukundige en historisch geograaf. Hij heeft als erfgoeddeskundige gewerkt bij diverse gemeenten, de provincie Noord-Brabant en bij de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak. Hij werkt nu freelance en heeft zich gespecialiseerd in erfgoedrecht en erfgoed in de ruimtelijke ordening. Daarnaast publiceert hij met enige regelmaat over historische geografie, monumentenzorg en erfgoedrecht.

Laatste berichten van Johan Teters (toon alles)