Een ode aan wat niet ontwikkeld is

Foto: Karsten Brunt

Karsten Brunt schreef voor de master Heritage Studies aan de Vrije Universiteit van Amsterdam een afstudeerscriptie over twee voormalige havenpieren aan het IJ in Amsterdam.

“Ik wil graag een lans breken voor het onontwikkelde in de stad. Voor plekken waar velen geneigd zijn aan voorbij te gaan, omdat er niets is dat de aandacht trekt. Voor plekken waar sommigen geneigd zijn te stoppen, omdat het niets is dat de aandacht trekt. Leegte die linksom rechtsom ontwikkelingszucht trotseert, en er evenwel het gevolg van is. En dat al decennia lang. Leegte met een historie, dus. Langs het IJ in Amsterdam zijn twee van zulke plekken te vinden: het Stenen Hoofd en de Kop van Java, twee voormalige havenpieren.

Onderzoek

Vroeger, in de tijd dat de scheepvaartindustrie in de hoofdstad zich nog rondom het Centraal Station concentreerde, deden ze beiden dienst als aanleg- en overstagplaatsen. Na de Tweede Wereldoorlog zorgden globale processen als schaalvergroting, dekolonisatie en de opkomst van de luchtvaart ervoor dat havenactiviteiten langzaam maar zeker uit de binnenstad verdwenen. Tegen de jaren ’70 lagen beide pieren er verlaten bij.

Vijftig jaar verder is de aanblik niet veel anders. Dat gegeven an sich is opmerkelijk genoeg, en helemaal in de wetenschap dat de IJ-oevers in deze periode gestaag zijn getransformeerd tot een zogenaamd hoogstedelijk milieu. Staand met de wind door je haren op een van deze pieren doet weinig tot niets in de nabije omgeving nog herinneren aan de scheepvaart die hier voorheen de dienst uitmaakte. Het zijn louter de plekken zelf die iets van die historie herbergen, maar hun vervallen landschappen vertellen eigenlijk meer over de geschiedenis van ná de industrie. Die verhalen heb ik opgeschreven in het kader van mijn afstudeeronderzoek. 

De rol van erfgoed

De rol van erfgoed binnen deze biografieën is tamelijk ongewis. Noch het Stenen Hoofd noch de Kop van Java staat op een monumentenlijst, materiele overblijfselen van het havenverleden zijn er nauwelijks en tevens is er vrijwel niets in hun hedendaagse landschappen -die onderling overigens zeer verschillen- dat ontegenzeggelijk doet wijzen op een sterke relatie tussen plek en gebruiker, tussen object en gemeenschap. Om uit te vogelen of die relatie überhaupt bestaat of heeft bestaan, diende ik de landschapsveranderingen in de voorbije halve eeuw te traceren en terug te brengen tot de menselijke ingrepen die er verantwoordelijk voor waren.

Naast gemeentelijke tekst- en beeldarchieven waren het dan ook mensen die een cruciale informatiebron vormden. En het was met het optekenen van de rol van individuen en gemeenschappen binnen de twee afzonderlijke verhalen dat het erfgoedconcept zich beter ging laten beschrijven. Op het Stenen Hoofd bestaat er sinds 1988 een vrijwilligersstichting die zich inzet voor het behoud van de pier in zijn vervallen staat. Op de Kop van Java staat al twee decennia een granieten standbeeld dat herinnert aan de in de oorlog overleden schippers van S.M.N, de stoombootmaatschappij die huisde op het Java-eiland waarvan de pier het meest westelijke uiteinde vormt. Beide biografieën zijn aan elkaar geregen met dergelijke uiteenlopende voorbeelden die omschrijven op wat voor wijze mensen -en dus evenzo zeer gemeentelijke instanties- in het postindustriële tijdperk waarde hebben toegekend aan deze twee plekken.

Leegte en verval

De bocht die de rivier maakt ter hoogte van het Centraal Station zorgt ervoor dat je vanaf de ene pier de andere net niet kan zien liggen. Dat is een treffend gegeven. Beide plekken baden in de golven van dezelfde invloedsfeer -het IJ met haar oevers die ten prooi vallen aan stedelijke ontwikkeling- maar hebben niet van elkaar kunnen afkijken hoe die voortrazende storm te weerstaan viel. De verlatenheid, het verval, de leegte: de omgang ermee vond op het Stenen Hoofd zijn weg op een wijze die significant verschilde van de Kop van Java. Dat kan op het conto geschreven worden van die grotendeels onzichtbare krachten van de lokale context.

Wat tevens pal boven water staat is het bestaan van de grotendeels onzichtbare krachten die leegte en verval uitoefenen op het wel en wee van twee historische landschappen. Wellicht rust in het omgaan met (industrieel) erfgoed een dankbare taak om die krachten in woord en beeld te vatten. Om verhalen te maken over plekken niet voordat ze in verval raakten, maar omdat ze in verval raakten. Om te ontdekken hoe lokale gemeenschappen zich zulke plekken eigen kunnen maken en wat voor soort erfgoed daar uit kan ontstaan.”

Nieuwsgierig geworden naar het hele onderzoek? Download hem hieronder. Het onderzoek is in het Engels geschreven.