Evaluatie fiscale regelingen monumentenzorg

De evaluatie betrof ten eerste de persoonsgebonden aftrek van uitgaven voor monumentenpanden (Wet inkomstenbelasting 2001). Deze regeling is vooral bedoeld voor economisch eigenaren, maar ook voor juridisch eigenaren. In 2008 is hiermee circa €66 miljoen gemoeid. Als tweede werd de vrijstelling van overdrachtsbelasting voor de verkrijging van monumenten door aangewezen rechtspersonen (Wet op belastingen van rechtsverkeer 1970) beoordeeld. Deze faciliteit gold aanvankelijk voor door de Belastingdienst aangewezen rechtspersonen die een monumentenpand aanschaften, maar is met ingang van 1 mei jl. uitgebreid naar alle rechtspersonen en natuurlijke personen. Bij deze regeling gaat het jaarlijks om ongeveer €33 miljoen.

Uiteenlopende resultaten
Op grond van de evaluatie van de regelingen handhaaft het kabinet de aftrek van uitgaven voor monumentenpanden in de huidige vorm. Deze blijkt namelijk effectief en efficiënt als het gaat om het onderhoud van monumenten. De vrijstelling overdrachtsbelasting draagt daarentegen slechts beperkt bij aan het beoogde doel: het bevorderen van het onderbrengen van monumentenpanden bij ideële monumentenorganisaties om deze in stand te houden en te restaureren. Het zijn in de praktijk grotendeels commerciële partijen die van de regeling gebruikmaken. Daarbij is over het algemeen sprake van weinig onderhoud of restauratie, omdat de panden veelal al in goede staat zijn. De regeling is dan ook weinig effectief als het gaat om onderhoud of restauratie.

Extra budget
Op grond van deze bevindingen heeft het kabinet besloten de vrijstelling overdrachtsbelasting voor monumentenpanden af te schaffen. In de plaats daarvan wordt ter compensatie voor de monumentenzorg een extra budget van €23 miljoen aan de begroting van OCW toegevoegd. Dit kan op een veel effectievere wijze worden ingezet ten behoeve van de monumentenzorg.

Bron: MinOCW