Het Reynaertmonument aan de Gentsepoort in Hulst.foto Camile Schelstraete
Er is maar een plaats (stad?) die zich met recht Reynaertstad mag noemen en dat is Hulst.
Zie ook:
Misschien iets teveel van het goede?
Daar hoeft verder niet over gepraat te worden, voor heel veel Hulstenaren is dat gewoon zo. Maar daar wordt ook wel anders over gedacht, zelfs door mensen die er verstand van hebben. Welke plaats wil niet de bakermat zijn van zo’n beroemd verhaal?
Waar komt die Hulsterse zelfverzekerdheid nu vandaan? De plaats zelf wordt in het Reynaertverhaal niet genoemd. Wel Absdale en Hulsterloo met zijn Kriekeput, het huidige Nieuw-
Namen. Inderdaad, als je van de ene plek naar de andere wilt, kun je bijna niet om Hulst heen. En de schrijver? Een geestelijke in Gent afkomstig uit Hulst? Of een monnik van een van de Vlaamse abdijen die de uithoven daarvan in het Land van Hulst bezocht?
Helemaal vreemd was hij er niet, want hij kende in Absdale Hughelijn met de Cromme Beene (Gelijn Crombeen?), zijn moeder, de toiletjuffrouw Ogerne en de timmerman Lamfreit, die Bruun de Beer zo ongenadig afdroogde.
Het verhaal is geschreven in de twaalfde eeuw en het is nooit weggeweest; ook in de volgende eeuwen duikt het herhaaldelijk op. Dikwijls sterk gewijzigd, omdat niet in elke tijd hetzelfde gezegd mag worden. Zo verscheen er in 1566 bij Plantijn in Antwerpen een volksboek. De bewerker had alles waar de Inquisitie, de organisatie die jacht maakte op ketters, aanstoot aan kon nemen weggelaten.
Desondanks werd het, in de periode dat de hertog van Alva hier van 1567 tot 1573 voor Filips II landvoogd was, op de index geplaatst. Dat is een lijst van voor rooms-katholieken verboden boeken. Omdat in het (onvervalste) Reynaertverhaal enkele pikanterieën of erger voorkomen, zal het niemand verbazen dat met name de Zuid-Nederlandse geestelijkheid er alles aan gedaan heeft, dat het verhaal uit de handen van de kerkgangers bleef. Alleen de onschuldige passages mochten nog wel gebruikt worden als lectuur voor kinderen.
Maar tijden veranderen. In 1834 berijmde Jan Frans Willems ‘Reinaert de vos naar de oudste berijming uit de twaalfde eeuw.’ Het verhaal werd nieuw leven ingeblazen. Ondermeer de bekende Vlaamse auteur Stijn Streuvels (1871 – 1969) ‘herwrocht’ het verhaal.
Maar wie Hulst tot Reynaertstad verheven heeft, hebben we niet met zekerheid kunnen vaststellen. Onze gedachten gaan uit naar Jos Gielen, aanvankelijk leraar aan, sedert 1932/33 directeur van de Handelsdagschool, de latere Jansenius Scholengemeenschap. Als neerlandicus kende hij natuurlijk de Reynaert.
Aan een landbouwtentoonstelling die van 3 tot 7 september 1927 in Hulst gehouden werd, was ook een historische afdeling verbonden, waarin stadsarchivaris J. Adriaanse sterk de hand heeft gehad. Dat was een dusdanig succes dat op de 18e van dezelfde maand een vergadering werd belegd om te komen tot de oprichting van een historische of oudheidkundige vereniging. Op 22 maart 1928 werd Oudheidkundige Kring (OHK) De Vier Ambachten opgericht. Adriaanse was een van de eersten die aan de wieg van de Kring stond.
Als bestuurslid, met als functie het voeren van de redactie over de komende jaarboeken, werd Jos Gielen gekozen. In oktober van hetzelfde jaar hield de jezuïtenpater D.A. Starcke uit Antwerpen een lezing voor de leden over Van den Vos Reinaerde. We citeren uit het jaarboek 1929: ‘ … waarin deze op geestige en fijn artistieke wijze (vertelde) dat het mooiste voorbeeld ter wereld van dierenepos naar alle waarschijnlijkheid heeft gespeeld in de naaste omgeving van Hulst.’
In 1930 vierde Hulst van 15 tot en met 25 augustus dat het 750 jaar voordien stadsrechten kreeg. Op zaterdag de 16e bracht de koningin samen met leden van de koninklijke familie een bezoek aan Hulst. Om 16.00 uur, na aankomst van het gezelschap, trok er een ‘Groote Historische Optocht’ door de stad. Reynaert was er ook bij: groep 22 was een praalwagen met Reinaert den Vos voor koning Nobel den Leeuw.
De Kring begon met de opbouw van een Reynaertbibliotheek door het boek ‘De Toponomie van den Reinaert’ van Is. Teirlinck aan te kopen.
Inmiddels nadert 1937. Van 3 tot en met 7 september richt de Kring Hulst van de Noord-Brabantsche Christelijke Boerenbond (NCB) op het terrein van de paters Maristen weer een landbouwtentoonstelling in.
Op 4 september trekt er een optocht door de stad waaraan deelgenomen wordt door … de spelers in: Van den Vos Reinaerde. Dit toneelstuk is geschreven door Jos Everaard uit Sint-Jansteen en Louis Lockefeer, toen nog hoofd der school in Kapellebrug.
Het wordt tijdens de tentoonstelling drie keer opgevoerd in het openluchttheater bij de Maristen. Volgens het Jaarboek 1936 van de OHK heeft de reeds gememoreerde J. Adriaanse daartoe de aanzet gegeven: ‘Hij was ’t die de Heren Everaard en L. Lockefeer de stof verschafte voor hun spelen, die als openluchtuitvoeringen zo’n verdiend succes oogstten zowel te Hulst als te St. Jansteen.’
Het programmaboekje laat er geen twijfel over bestaan: ‘ … dat het oude werk van de Zeeuws-
Vlaamse Willem (en Aarnout?) de tegenwoordige Zeeuws-Vlamingen mag vervullen met een gevoel van gerechtvaardigde trots.’
Of echt Adriaanse het Reynaertvuur bij Louis Lockefeer heeft ontstoken, is niet meer na te gaan. Feit is dat het stuk werd uitgegeven door het Toneelfonds ‘Jan Grosfeld’ in Berlicum en dat Louis, nadat hij leraar Nederlands geworden was op de Handelsdagschool, menig lesuur – en vol enthousiasme- aan het beroemde dierenepos heeft gewijd. Al gaandeweg moet in Hulst -binnen of buiten de OHK?- het idee opgeborreld zijn Reynaert te eren en Hulst te verrijken met een monument. Op 12 september 1938 werd het door de Antwerpse kunstenaar A. Damen ontworpen monument aan de Houtmarkt onthuld. Dit jaar dus zeventig jaar geleden. Bij de plechtigheid waren onder meer de Commissaris van de Koningin in Zeeland, Stijn Streuvels en tal van notabelen uit Stad en Land van Hulst aanwezig.
De Leidse hoogleraar J. Muller zou de feestrede houden, maar die was verhinderd. De spreker van Vlaamse zijde was, zoals Muller hem noemde, ‘zijn medevossenjager Leonard Willems, naam en bondgenoot van den vader der Vlaamsche Beweging Jan Frans Willems’. In later jaren is het monument verplaatst vanuit de binnenstad naar zijn huidige plek aan de Gentsepoort.
Geef een reactie