Gebroeders Schoemaker: Van KNIL militair tot architect van koloniale architectuur

In Museum Bronbeek in Arnhem is tot 12 maart 2017 een expositie te zien over de koloniale architectuur van de gebroeders Charles en Richard Schoemaker. De tentoonstelling, getiteld Van KNIL militair tot meester architect, de koloniale architectuur van Charles en Richard Schoemaker, toont objecten, maquettes, foto’s en stereofoto’s uit 1918. Opsteller van de expositie Jan van Dullemen schreef voor de Erfgoedstem een inleiding voor deze tentoonstelling met meer informatie over de broers en de totstandkoming van de tentoonstelling, van aanleiding tot presentatie.

DIT IS NEDERLANDSE ARCHITECTUUR EN WE WETEN HIER NIETS VAN!

Het is dit jaar al weer 30 jaar geleden dat mijn hoogleraar deze woorden sprak tijdens mijn kandidaatsexamen architectuur in Leiden. Daarbij liet hij mij een zelfgemaakte foto zien van Villa Isola gelegen aan de weg van Bandung naar Lembang. Het was mijn eerste kennismaking met het Indische bouwen, het werk van Nederlandse architecten in het voormalig Nederlands-Indië.

In de jaren van studie daarvoor had ik niets gehoord over het bouwen van de Hollanders in de koloniën. Nederlands-Indië speelde überhaupt geen rol in de colleges kunstgeschiedenis in Leiden.

De bouwkunst uit de koloniën werd toen niet gezien maar maakt inmiddels deel uit van wat Unesco noemt “Shared Build Heritage”, maar het blijft koloniale architectuur, omdat het in de koloniale periode (1816-1957) is ontstaan. De Koloniale Staat was wereldwijd de normale situatie in de periode tot ca. 1960. Vandaar de titel van deze unieke tentoonstelling.

CC0
De gebroeders Schoemaker Foto via Jan van Dullemen

De gebroeders Schoemaker
In de afgelopen 30 jaar is het beeld veranderd. Nadat er aanvankelijk bijna niets aan informatie te vinden was, heeft mijn onderzoek uiteindelijk een schat aan informatie en objecten opgeleverd. Toevallig kwam ik bij de kapper een oud exemplaar tegen van het onvolprezen weekblad Panorama met daarin een artikel over D.W. Berretty, de mediatycoon van Nederlands-Indië die de opdrachtgever van Villa Isola bleek te zijn. Via Berretty kwam ik achter de naam van de architect van Villa Isola: Charles Prosper Wolff Schoemaker. Maandenlang speurwerk in bibliotheken en archieven leverde aanvankelijk informatie op over 18 gebouwen, genoeg voor een afstudeerscriptie. Via het telefoonboek (internet bestond nog niet in 1986) vond ik een naamgenoot in Den Haag, het bleek Lucie, zijn eerste dochter te zijn. Ondanks haar hoge leeftijd helder van geest en in het bezit van een schat aan herinneringen. Via de neef van Lucie, Harold Jan Schoemaker, onze laatste professor Tropische Irrigatie in Delft, kwam daar nog veel meer informatie bij, nu ook over broer Richard.

De scriptie was een schot in de roos maar daarna werd het wat stil. Totdat er een boekje werd gepresenteerd over de architect Aalbers in het NAi. Daar raakte ik in gesprek met de bibliothecaris die mij vertelde dat er (toeval bestaat niet?) drie dagen daarvoor een klein archief was binnengebracht dat voor mij wel interessant zou kunnen zijn. Boven, in de bibliotheek bladerde ik door drie oude foto-albums en begreep enigszins hoe Howard Carter zich moet hebben gevoeld want door dat kleine archief had ik nu ineens 118 gebouwen. Verder onderzoek leidde uiteindelijk tot een promotie en het boek Tropical Modernity, de fraaie handelsuitgave daarvan.

CC0
Grand Hotel Preanger, Bandung Foto via Jan van Dullemen

Indisch erfgoed
Het onderzoek was daarmee nog niet af en er komt nog steeds nieuw materiaal bij. Het begint er zelfs op te lijken dat Charles en Richard Schoemaker straks de best gedocumenteerde architecten zijn uit het voormalig Nederlands-Indië. Dat is heel bijzonder, want het echte archief van Charles, zijn huis aan de Van Galenweg in Bandung, is in 1946 tot de grond toe afgebrand. Na de oorlog en soevereiniteitsoverdracht is vervolgens ook nog veel informatie verdwenen, verbrand of gewoon weggegooid. Zo ziet u op de expositie o.a. een blauwdruk van Grand Hotel Preanger die is bewaard gebleven omdat hij als pakpapier is gebruikt.

Gelukkig is er tegenwoordig wel veel meer belangstelling voor het gebouwde erfgoed in de voormalige koloniën, vooral ook onder de jongere mensen en architecten in Indonesië. Men begint de culturele waarde van de oude Indische binnensteden ook als toeristische waarde te ontdekken.

De opmaat voor de tentoonstelling in Bronbeek was een kleinere expositie in het Erasmushuis in Jakarta in 2011, opgezet naar aanleiding van het publiceren van de handelsuitgave van mijn proefschrift. De tentoonstelling in Museum Bronbeek is ruim twee keer zo groot o.a. door allerlei nieuwe ontdekkingen!

CC0
Paleis voor de legercommandant, Bandung Foto via Jan van Dullemen

Bronbeek
Bronbeek is de gepaste omgeving voor de gebroeders Schoemaker. Ze zijn hun carrière als KNIL militair begonnen. Als derde generatie in Nederlands-Indië voelden zij zich aldaar zeer thuis. Deze plek bood hen de kans om hun uitzonderlijk talent tot uiting te brengen. KNIL militairen als architect, dat paste maar al te goed in het pragmatische Indië, hoe goedkoper hoe beter, echt Hollands! Dat dan weer wel.

De vrouw van Richard Schoemaker vond dat haar man alleen geschikt was voor het maken van Bunkers. Het Paleis voor de legercommandant heeft daar wel iets van weg. Het militaire straalt ook af van Villa Isola. Mijn eerste associatie was het oorlogsschip dat door de golven ploegt. Deze gebouwen zijn de hoogtepunten uit de oeuvres van Charles en Richard.

Carrière
Aan het begin van de 20ste eeuw maakte Nederlands-Indië een enorme groeispurt door:

Groei van de steden op Java tussen 1905 en 1940
Bandung: van 53.500 tot 230.000
Batavia: van 200.000 tot 655.000
Soerabaja: van 150.000 tot 410.000
Semarang: van 79.500 tot 280.000

Door die enorme groei was er een grote behoefte aan allerlei soorten gebouwen, van kerken en moskeeën tot bioscopen en van woonhuizen tot warenhuizen, nog afgezien van de bedrijfsgebouwen en kunstwerken. Er waren tot dan toe nog maar weinig architecten actief in Nederlands-Indië. Dat veranderde snel en aan het begin van de jaren twintig ontstond er zelfs een felle discussie in de lokale vakbladen over de richting waarin het Indische Bouwen zich zou moeten ontwikkelen. Een winnaar is er uit deze discussie niet gekomen, er is geen Indische bouwstijl ontstaan, wel veel inzicht verworven.

Het ontbrak de heren Schoemaker niet aan doorzettingsvermogen. Aan het eind van hun carrière als professors waren zij al bezig om in Bandung een nieuw bouwtechnisch bedrijf op te richten. De oorlog kwam jammer genoeg tussen beide.

De gebroeders Schoemaker hebben veel gebouwen gerealiseerd, het totale oeuvre omvat waarschijnlijk veel meer dan 150 gebouwen. Door het gebrek aan betrouwbare informatie is het echter niet mogelijk om nu het hele oeuvre vast te stellen. Vooral in Bandung staan nog veel gebouwen van hun hand, maar ook in Semarang, Jakarta, Medan, Solo en Soerabaja bepalen hun gebouwen het straatbeeld en daarmee ook het beeld van het koloniale bouwen.