De laatste jaren zijn rechters bij aanwijzing van objecten tot beschermde monumenten sterker gaan letten op de financiële gevolgen daarvan voor de eigenaren van deze objecten. Bij in ieder geval de Raad van State is inmiddels het besef doorgedrongen dat met de beste wil van de wereld veel kloosters, fabrieken, scholen en landhuizen nooit rendabel meer kunnen worden, wat je er ook aan uitvoert. En dat deze panden als een zware bakstenen last rusten op de begroting van bedrijven en particulieren. Wie nu met deskundige onderbouwing aanvoert dat zijn oude machinefabriekje door een eventuele monumentenstatus nog dieper in de financiële prut wordt geduwd, vindt bij de rechter op zijn minst een luisterend oor.
Monumentenstatus verliezen
Onbekend bij vele erfgoedprofessionals en monumenteneigenaren is dat men bij de Minister ook een aanvraag kan indienen om van de monumentenstatus weer af te komen. Een dergelijke aanvraag wordt hetzelfde behandeld als een aanwijzing van een rijksmonument (artikel 3.4, lid 2 Erfgoedwet). Opnieuw wordt daarbij de monumentale status van het pand en de belangen van de eigenaren bezien. In het recente verleden meende de Minister een aantal malen een dergelijke aanvraag op nonchalante en wat hooghartige wijze af te doen totdat de Raad van State de Minister op de vingers tikte. Een serieuze mogelijkheid derhalve, die met beleid en zorg moet worden behandeld door de overheid.
Geen geld voor onderhoud
Recentelijk speelde zich op de Raad van Statelijke burelen in Den Haag een interessante zaak af. De eigenaar van een grote Veluwse villa uit rond 1900 kon door de woningcrisis zijn stulpje al geruime tijd niet verkopen. Het bijhouden van het waardevolle interieur en exterieur kostte hem klauwen met geld en het achterstallig onderhoud hoopte zich op. Zijn “uitzichtloze, benarde financiële situatie” werd door deze kosten alleen maar vergroot en hij wilde van de monumentenstatus van het pand af. Wat de eigenaar met het pand zonder een monumentenstatus wilde doen, wordt niet vermeld, maar een goed verstaander kan zich wel iets indenken (een woord dat rijmt op “zoop”).
In de lijn met de wet, maar toch verrassend oordeelde de rechter dat het gegeven dat een eigenaar -bot gezegd- te arm is om het onderhoud te betalen inderdaad een belang is dat moet worden meegewogen in de afweging van de Minister om al dan niet de villa te schrappen van de monumentenlijst. Helaas eindigde de zaak toch in mineur: bedoelde eigenaar had zijn droefmoedige smeekbede niet onderbouwd, zodat hij met zijn betoog niets opschoot.
Begrenzing onderhoudsplicht
Desalniettemin toch een belangrijke uitspraak. Alhoewel de Raad van State nog in de uitspraak uitging van de oude Monumentenwet, heeft dit toch een uitwerking op de Erfgoedwet. Deze legt eigenaren van monumenten namelijk een (onduidelijke) onderhoudsplicht op. De Raad van State geeft in ieder geval aan dat gebrekkige financiën een reden zou kunnen zijn om van een monumentenstatus af te komen: als tenminste de monumentenstatus voor forse extra en onredelijke onderhoudskosten zorgt in verhouding tot een “normaal” pand. In ieder geval wordt de onderhoudsplicht zo op een aparte wijze al een beetje begrensd. Bovendien wordt een mogelijke uitweg geschapen voor eigenaren van vervallen panden, waar geld voor onderhoud en herstel ontbeert.
Rest nog een doordenkertje: Wat als nu bijvoorbeeld een object van groot monumentaal belang (de Sneker waterpoort, het Muiderslot etc.) in handen zou zijn van een particulier, die op zwart zaad zit en duur onderhoud gericht op de beschermde waarden van het monument niet meer kan betalen. Mag dan ook de monumentenstatus vervallen?
Johan Teters
Laatste berichten van Johan Teters (toon alles)
- Twee deskundigen, twee meningen - 4 september 2017
- Onbestraft verwaarlozen en vernielen - 6 juni 2017
- Landschappen als beschermd dorpsgezicht? - 20 april 2017