Een boer, die een vliedberg wegschuift. Een winkelier, die een prachtige en beschermde schouw kapot mokert. Een pandjesbaas, die een monument willens en wetens laat verloederen. Zo maar wat willekeurige en niet eens ongebruikelijke vergrijpen ten opzichte van erfgoed.
De overheid staat meestal machteloos tegen deze handelingen. In het huidige monumentenrecht staan twee sancties tegen deze overtredingen open. De eerste is herstel (via een handhavingsactie), waarbij de schade aan het monument zo veel mogelijk ongedaan moet worden gemaakt op kosten van de veroorzaker. De tweede optie is de veroorzaker voor de strafrechter slepen. Beide mogelijkheden worden weinig gebruikt en hebben slechts een lage succeskans. Met andere woorden: iemand moet wel heel dom en heel driest te werk zijn gegaan om gestraft te worden voor moedwillige vernieling of verwaarlozing van een monument.
Om het straffeloos verwaarlozen van erfgoed tegen te gaan, is in de Erfgoedwet een onderhoudsplicht opgenomen. Eigenaren van Rijksmonumenten mogen hun objecten de allernoodzakelijkste vormen van onderhoud niet onthouden. Van uitzonderlijk belang is deze plicht overigens zeker niet, omdat het Rijk dit instrument nauwelijks heeft uitgewerkt.
Naar aanleiding van een paar grote handhavingdrama’s (bv de welbekende cafébrand in Volendam, waar vele jonge mensen voor het leven werden getekend) heeft de Rijksoverheid de zogenaamde handhavingspiramide omarmd. De gedachte hierachter is dat bij kleine overtredingen met voorlichting en geduld de overheid de zaken probeert te regelen. Hoe zwaarder de overtreding, hoe krachtiger en dwingender het ingrijpen van de overheid, waarbij de nadruk is verlegd van kan ingrijpen naar moet ingrijpen. Bij crimineel handelen, doelbewust en weloverwogen, wordt de overtreder vervolgd.
Onlangs heeft de Vereniging Wageningen Monumentaal voor de tweede keer aangifte gedaan tegen de eigenaar(s) van het pand Grebbedijk 6 te Wageningen. De eerste keer werd geseponeerd omdat het Openbaar Ministerie niet de noodzaak van vervolging inzag, en ook geen tijd en kennis van de materie had. Ter informatie: niet onvermogende eigenaars laten hun rijksmonument in anderhalve decennia dusdanig expres verkrotten dat het pand verworden is tot een zieltogende en gevaarlijke puinhoop. Dat zeg ik overigens niet zelf, dat zegt de Raad van State. In deze zaak is (om een vergelijking te maken met het strafrecht), de dader bekend, het mogelijke motief duidelijk, het lijk aanwezig, het pistool rokend, en een verhelderend vonnis aanwezig. Maar de daders lopen nog ongestoord rond. Het vonnis van de Raad van State ging namelijk niet over de schuldvraag van de eigenaar(s) van Grebbedijk 6, maar over het nut van herstelmaatregelen aan het monument, zodat een strafrechtelijke vervolging nog open ligt.
Een belanghebbende bestuurslaag met verstand van zaken zou de bal een laatste zetje kunnen geven. Dat gebeurt echter niet. Blijkbaar is er bij de overheid wel geld voor het praten en schrijven over handhaving en erfgoed, en het houden van bijeenkomsten en cursussen over handhavingsbeleid, maar blijkt het uiteindelijke doen toch een onoverkomelijke zaak. Treurig maar waar is dat de motor achter het tegengaan van de verwaarlozing van het pand sinds jaar en dag een aantal onbezoldigde burgers in het Wageningse is met slechts beperkte middelen en kennis.
Nogmaals: er is hier niet sprake van een sneuhals, die per ongeluk zijn vervallen 19e-eeuwse kozijn vernield, maar een van de zwaarste overtredingen op grond van de Erfgoedwet en de Monumentenwet. Als men inderdaad werk wil maken van de onderhoudsplicht in de Erfgoedwet, is nu de tijd voor actie aangebroken.
Johan Teters
Laatste berichten van Johan Teters (toon alles)
- Twee deskundigen, twee meningen - 4 september 2017
- Onbestraft verwaarlozen en vernielen - 6 juni 2017
- Landschappen als beschermd dorpsgezicht? - 20 april 2017