Dit ingezonden artikel is een reactie op het stuk van Gertjan de Boer dat vorige week in de Erfgoedstem verscheen.
In zijn stuk van 16 juni 2020 zegt Gertjan de Boer dat hij inmiddels voorstander is van het neerhalen van het standbeeld van Jan Pietersz. Coen omdat het een historische figuur is waarvoor wij ons nu schamen. Mijnheer De Boer vindt dat dergelijke beelden moeten worden verwijderd om ruimte te krijgen om over het verleden te kunnen praten. Hij vraagt zich alleen af welke beelden moeten worden verwijderd en waar je de grens legt.
Vreemd is het dat de heer De Boer denkt dat zijn eigen mening maatgevend is voor de mening van alle Nederlanders: WIJ schamen ons voor Jan Pietersz. Coen, schrijft hij. Dat is niet juist. Heel veel Nederlanders schamen zich, net als ik, helemaal niet voor Jan Pietersz. Coen. Zij snappen wel dat het onjuist is om mensen uit de 17e eeuw te verwijten dat ze zich niet hielden aan onze 21e eeuwse opvattingen over wat goed of fout is. Wij doen ongetwijfeld ook dingen waarvan over 300 jaar wordt gezegd dat ze absoluut niet door de beugel kunnen, maar welke dingen dat zijn, weten wij niet en daar kunnen wij dus ook niets aan doen. De Britse schrijver L. P. Hartley schreef eens Het verleden is een vreemd land, ze doen de dingen anders daar. Dat de mensen die standbeelden willen neerhalen en straatnamen willen hernoemen dit maar niet begrijpen, is op zijn zachtst gezegd tamelijk merkwaardig.
Nog merkwaardiger is het idee dat de beelden verwijderd moeten worden om ruimte te krijgen om over het verleden te praten. Maar je kunt toch ook over het verleden praten wanneer die beelden blijven staan? Sterker nog: de aanwezigheid van die beelden is een goede aanleiding om over het verleden te praten.
Het verwijderen van beelden van historische figuren is daarentegen een heilloze weg die geen enkel probleem oplost maar juist veel nieuwe problemen veroorzaakt. De belangrijkste vraag, die vaak niet wordt gesteld door voorstanders van het verwijderen en hernoemen, is dan natuurlijk: wie bepaalt eigenlijk welk beeld moet sneuvelen?
Zo is in Londen het standbeeld van Churchill beklad, van de enige regeringsleider die niet boog voor Nazi-Duitsland. Dankzij deze man marcheren wij in Europa nu niet achter een hakenkruisbanier aan. Het argument om het standbeeld van Churchill neer te halen, is dat hij in zijn jonge jaren racistische dingen heeft gezegd. Maar weegt dat op tegen wat hij heeft gedaan om het fascisme, de gruwelijkste vorm van racisme, te bestrijden? En wie bepaalt dat?
Ook bij het verwijderen van beelden in Nederland zullen dit soort problemen opduiken. In Amsterdam staat aan de Churchilllaan (!) het inmiddels bekladde standbeeld van Mahatma Ghandi, opgericht op initiatief van Hindoestanen in Nederland. Voor veel Indiërs is Ghandi de Vader des Vaderland die op geweldloze wijze actie voerde tegen de Britse overheersing van India. Maar hij heeft, net als Churchill, in zijn jonge jaren ook racistische uitspraken gedaan. Weg dat beeld? En wie bepaalt dat??
Dan de Nelson Mandelabrug in Arnhem, heeft die wel een goede naam? Mandela was in zijn jonge jaren betrokken bij verschillende bomaanslagen en was strikt genomen een terrorist. Een brug vernoemen naar een terrorist, kan dat wel? Moet die brug niet worden hernoemd? En naar wie? En wie bepaalt dat???
Tenslotte is het zo dat mannen als Jan Pietersz. Coen, Piet Hein en Michiel de Ruyter in de 16e en 17e eeuw hun leven hebben gegeven voor Nederland. Dankzij hun offers kon Nederland een onafhankelijk land worden waar allerlei grondrechten tot stand kwamen zoals de vrijheid van meningsuiting. Door dit recht is het mogelijk dat de actievoerders kritiek kunnen leveren op de manier waarop de Nederlandse geschiedenis wordt behandeld in de schoolboekjes, op de manier van optreden van de belastingdienst, op het lage aantal gekleurde mensen in hoge functies bij musea, op politici en op vele andere personen en zaken. Maar om gebaseerd op dit recht te pleiten voor het neerhalen van de standbeelden van de mannen die dit allemaal mogelijk maakten, komt tamelijk hypocriet over: wel gebruik maken van het recht van vrije meningsuiting, maar intussen de standbeelden neerhalen van degenen die hiervoor gestorven zijn. Dit lijkt mij nu net iets waarvan over 300 jaar wordt gezegd dat zoiets absoluut niet door de beugel kan.
Piet Kleij