Toekomst voor monumenten in de periferie

“Is er toekomst voor monumenten in de periferie?” Dat was de hoofdvraag die de organisatoren hadden gekozen voor een symposium in één van ’s lands mooiste religieuze monumenten: het kruisherenklooster in Ter Apel, in de zuidelijke punt van Groningen. In het vierde nummer van tijdschrift Noorderbreedte van dit jaar begint het achtergrondartikel over dit bijzondere complex met de woorden “Klooster Ter Apel ligt niet om de hoek.” Dat is een feit, maar dat is wel afhankelijk vanaf waar je de reis maakt. Zelf had ik die ochtend een kleine 250 km afgelegd vanuit het levendige, historische centrum van Breda, om in Ter Apel te geraken. Nee, vanuit Noord-Brabant ligt het niet om de hoek.

Ik ben een Oost-Groninger, gewend om langer te reizen dan gemiddeld. Ik ben een Ommelander, iemand uit de periferie. Iemand uit een krimpregio, die het geluk heeft om een klein beetje te weten wat voor parels er qua landschap en (cultuur)historie verborgen liggen in de minder dichtbevolkte streken van ons land. Kortom, meer dan genoeg reden om de auto richting Westerwolde te keren voor een symposium over de kracht van de periferie.

Krimpgebieden: overal en van alle tijden
In hetzelfde nummer van Noorderbreedte wordt gediscussieerd over de “zin en onzin van krimpregio’s”. Het moge duidelijk zijn dat de financiële crisis de demografische processen en pijnlijke praktische gevolgen die al jaren speelden, extra aan heeft gezet. Het wegtrekken van jonge mensen uit regio’s met weinig tot geen werk en het verdwijnen van allerhande faciliteiten uit diezelfde gebieden als ‘trap na’ voor de achterblijvers. Ik mag als Winschoter dan niet uit een dorp komen, maar ik ben wel degelijk weggetrokken uit een stad waar sinds 1980 de bevolkingsdaling heeft ingezet, om passend werk te zoeken als archeoloog in het midden van het land.

Hebben we het hier dan over een typisch Noordelijk, 20e- en 21e-eeuws probleem? Absoluut niet! Het is een feit dat in Nederland altijd krimpgebieden te vinden waren, van Zeeuws-Vlaanderen tot Groningen en van Twente tot aan Limburg. Bevolkingen trekken al sinds mensenheugenis in heel Europa weg uit gebieden waar grondstoffen of banen op raken en waar de natuur zelf het land schier onbewoonbaar maakt om later weer terug te keren als er betere tijden zijn aangebroken – of als ze zelf het voortouw nemen en de voorheen onbenutte krachten van het land leren aanspreken. Bedenk dat grote delen van Nederland vanaf de Late Bronstijd tot aan de Vroege Middeleeuwen volstrekt onbegaanbaar waren door de weelderige veengroei. Pas toen de grote ontginningen van start gingen nam de mens het stokje weer over van Moeder Natuur. Dat dit weer een hele nieuwe set uitdagingen en problemen inleidde, is iets voor een andere keer.

Het hoofd boven water houden
Het symposium in het klooster van Ter Apel kon bogen op een boeiende combinatie van sprekers, die onder de bezielende leiding van Peter Breukink (Stichting Oude Groninger Kerken) hun verhaal deden en aan het einde van de middag met elkaar en met de zaal in debat gingen. Met zaal bedoel ik dan de prachtige oude Kanunnikenkerk, die door een laatgotisch doxaal van Baumberger kalkzandsteen wordt gescheiden van de Lekenkerk – die nog steeds wordt gebruikt door de NH kerkgemeente van Ter Apel.

Na de opening van het symposium door mevr. Kompier, burgemeester van Vlagtwedde, was het de beurt aan Frits Bergman, voorzitter Stichting Klooster Ter Apel, om de aanwezigen welkom te heten. Bergman legde direct de vinger op de zere plek: het 550 jaar oude complex trekt met 30.000 bezoekers per jaar na het Groninger Museum (2014: 180.000) de meeste mensen in de provincie. Dat is echter lang niet genoeg om de voortdurende kosten volledig te dekken, laat staan de grote onderhoudswerkzaamheden die nu vooruit worden geschoven om maar niet op het budget te hoeven interen. Het klooster heeft al grotendeels nieuwe functies gekregen en het behoort sinds 1992 tot de UNESCO ‘Top 100’ van onroerende objecten in Nederland. Maar dat is nog niet voldoende. Dus, hoe nu verder?

Een eiland in het veen
Om het geheel in perspectief te zetten werd het woord aan Theo Spek gegeven, hoogleraar Landschapsgeschiedenis en hoofd Kenniscentrum Landschap aan de Rijksuniversiteit van Groningen. Hij schetste de landschaps- en daarmee samenhangende bevolkingsdynamiek van Westerwolde, de streek waar Ter Apel toe behoort. Een landschap waar de bruikbare beekdalen van de Ruiten Aa, Westerwoldse Aa en Mussel Aa en de bewoonbare dekzandruggen en -koppen in de late prehistorie langzaam verdronken, totdat de resterende hoge delen van Westerwolde waarlijk een eiland in het veen hadden gevormd waar men alleen kon geraken via enkele waterwegen en knuppelpaden door het moeras. Iets wat Theo Spek treffend omschreef als “een zich langzaam voltrekkende milieuramp.” Kortom: een krimpgebied. Maar de mens kwam terug – en hoe.

sym raam 1In de Middeleeuwen leerde de mens hoe ze het veengebied konden ontginnen, om turf te steken voor brandstof en grond voor landbouw en nederzetting te heroveren op de natuur. Deze ontwikkeling werd in veel delen van het land geleid door kloosters, die steeds meer land vergaarden en soms honderden hectares bezaten op flinke dagreizen afstand van de hoofdcomplexen – waar soms dan weer nieuwe kloosters werden gebouwd. Op herwonnen land, maar ook op oude cultuurgronden. Zo ontstond ook een klooster in Ter Apel, gesticht vanuit Bentlage in Duitsland: Domus Novae Lucis, het Huis van het Nieuwe Licht.

De eerste toekomstperspectieven
Na een zeer informatieve lezing besloot Theo Spek met een vijftal perspectieven voor de verdere ontwikkeling van klooster Ter Apel in de nabije toekomst, geïnspireerd op de geschiedenis van de omgeving. Een participatieve landschapsbiografie kan de kern vormen voor de beleving van ‘Onontdekt Westerwolde’, terwijl de natuurbeleving en biodiversiteit centraal kunnen staan in ‘De wildernis’ – Staatsbosbeheer is nog steeds de eigenaar van het klooster en de omringende bossen van de enclave. Meer op de directie (cultuur)historie van het klooster zelf gericht waren ‘Het kloosterlandschap’, ‘De kloostertuin’ en ‘De kloosterboerderij’ – horeca, erfgoedlogies, zorgboerderij… Mogelijkheden te over.

Wat essentieel was in het relaas van Theo Spek – en een kernpunt in het symposium als geheel en eigenlijk in de gehele discussie over de omgang met monumenten in krimpgebieden – is de noodzaak om het gebouwde en het groene erfgoed in samenhang te beschouwen om meer dan de som der delen te verkrijgen. In die zin zou een combinatie van perspectieven de meest vruchtbare toekomstvisie moeten ondersteunen. Een visie waarin de bestaande natuur en rust van Westerwolde worden gecombineerd met de rijke geschiedenis van mens en landschap in de regio.


Programmalijnen
De volgende spreker was Cees van ’t Veen, directeur van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE). Hij begon met een oude risicoanalyse van het klooster en haar omgeving, waarbij risicozones in rood werden weergegeven, kansenzones in groen en hybride zones in beide. Het voortschrijden van tijd en inzicht toonde zich toen Cees van’t Veen bepleitte dat de kaart ook geïnterpreteerd kan worden als ‘rood’ (gebouwd) en ‘groen’ (natuur) erfgoed, dat in samenhang bekeken zou moeten worden op risico’s en kansen.

De RCE profileert zich tegenwoordig als kennisinstituut en als facilitator van erfgoedgerelateerde projecten. In het kader daarvan lichtte Cees van’t Veen twee programma’s van zijn dienst toe; de Visie Erfgoed en Ruimte en de Agenda Toekomst Religieus Erfgoed. Vooral binnen eerstgenoemde speelt de problematiek rond krimpgebieden en de instandhouding en exploitatie van monumenten aldaar. Samenvattend schetste de directeur van de RCE een helder beeld van de nieuwe omgang met erfgoed: samen en creatief. De Rijksdienst is er niet meer om alle (financiële) knelpunten op te lossen, maar ik zie haar rol als wegbereider en meedenkende partij wel degelijk positief in.

Voor een ieder die kennis wil nemen van de Agenda Toekomst Religieus Erfgoed wordt 6 november aanstaande in de Zuiderkerk te Hilversum een symposium georganiseerd, o.a. door de RCE, waarin de agenda zal worden gepresenteerd. Aanmelden kan hier.

Foto: Harry Pape
Foto: Harry Pape

Beheer van bouw en bos
Dat een combinatie van ‘rood’ en ‘groen’ erfgoed werkt en rendabel kan zijn, toonde Waronne Elbers van Staatsbosbeheer aan met de case studies van kasteel Groeneveld bij Baarn en Radio Kootwijk bij Apeldoorn. Misschien niet zozeer gelegen in krimpgebieden, maar wel voorbeelden van bijzondere en kostbare monumentale complexen die Staatsbosbeheer zelf exploiteert en rendabel maakt. Wat enerzijds opviel in beide casussen was dat er een sterke visie aan ten grondslag ligt, die in alle facetten van de exploitatie wordt doorgevoerd. Anderzijds was het intrigerend om te horen hoe publieksbeleving en zakelijke evenementen naadloos gecombineerd werden en elkaar zelfs kunnen versterken (denk aan een stoet geanimeerde schoolkinderen die tijdens een lange dag teambuilding in kasteel Groeneveld letterlijk even voor wat adempauze zorgen, tussen de werksessies door.

Wat Waronne Elbers duidelijk over het voetlicht bracht was dat het behoud en beheer van zowel cultuur- als natuurmonumenten prima samen kan gaan met commerciële functies in soms op het eerste gezicht wringende combinaties, als er maar een goed doordachte en sturende visie onder het oppervlak zit. Zelf ben ik ook een fervent voorstander van wat in essentie de Belvedere-gedachte is: behoud door ontwikkeling. Mijns inziens kan en moet je het overgrote deel van ons erfgoed niet behouden, puur omwille van het behouden. Behoud is een middel en niet enkel een doel op zich. Als je het beleefbaar maakt, zodat het verwondert, leert, enthousiasmeert en vermaakt, dan behoud je voor de toekomst. En waar kan dat sterkere effecten hebben dan in onze huidige perifere gebieden?


Tegen de vlakte
De discussie waar de dag inhoudelijk mee werd afgesloten was vooral een herpakking van de belangrijkste punten van de sprekers, waarbij enkele reacties vanuit de zaal vooral bij Cees van’t Veen nog leidden tot het extra benadrukken van het zoeken naar verbinding – naar allianties en partnerschappen, ook als die minder voor de land liggen in eerste instantie. Het symposium werd strak geleid en de informatiedichtheid was hoog. De akoestiek liet in het begin wel te wensen over: snel praten in de microfoon leidde tot nagalm en een moeilijk verstaanbare inleiding. Gedurende de dag pasten de sprekers zich hier goed op aan.

De faciliteiten waren verder uitstekend: het klooster had vooraf voorzien in een warm welkom met koffie, thee en kanunnikencarré. Onvergetelijk was ook het optreden van het monnikentrio Hans en Joop (bestaande uit vier man, jawel), dat ‘De Litanie van 34 kloosters’ ten gehore bracht, waarin het lot van alle andere Groninger kloosters naast Ter Apel “tegen de vlakte” werd gelamenteerd. Later die dag volgde een uitgebreide lunch in Het Boschhuis, met aansluitend de mogelijkheid tot een wandeling over de kloosterenclave onder leiding van gidsen van Staatsbosbeheer. Daarbij heb ik nog een poging gedaan me te herinneren waar ik als klein kind dankzij een boomstronk uit de buggy ben gekukeld – iets met een gordeltje dat even niet dicht zat – maar sommige zaken kan en hoef je misschien niet meer te koppelen aan een bepaald punt in de ruimte om het leuk te houden.

Kruisheren bier Foto: Harry Pape
Kruisheren bier Foto: Harry Pape

Tot besluit
Tenslotte was er uiteraard een geslaagde netwerkborrel, waarbij de bezoekers ook de verschillende speciaalbieren van het klooster in hun kruisherenbokaal konden proberen. De sfeer was de gehele dag goed, de bijdragen waren leerzaam en op elkaar afgestemd en de discussie leidde ook nog tot interessante inzichten. Het belangrijkste wat ik heb geleerd is de noodzaak van het hebben van dat ene woord wat ik al meerdere keren heb gebruikt: visie. Of dat nu van bovenaf wordt opgelegd, of van onderaf middels participatie tot stand komt, het hebben van een visie – en het kunnen uitdragen daarvan – is essentieel.

Veel meer nog dan elders in het land waar de monumenten en de bezoekers dichter gezaaid zijn, is een geslaagde exploitatie van erfgoed in krimpgebieden een kwestie van een duidelijk verhaal, het aangaan van partnerschappen en samenwerkingsverbanden en bovenal van een positieve kijk op je regio en de kansen die zij biedt. Krimp zal altijd komen en gaan en het is aan ons om daar veerkrachtig op in te springen.

Harry Pape
Rubicon Erfgoed

Links:
Klooster Ter Apel
– Website herbestemmingsprogramma’s RCE