Archeologisch onderzoek geeft nuance in prehistorische rolpatronen

De archeologen bij de opgravingen in Elsloo, waaronder professor Modderman. Opvallend is dat alle toeschouwers mannelijk zijn. Foto via Rijksmuseum van Oudheden.

Nieuw onderzoek naar grafgiften en botmateriaal uit het oudste grafveld van Nederland (Elsloo, Limburg) levert opmerkelijke informatie op over de klassieke invulling van man-vrouw rolpatronen en de rol van ouderen in de boerensamenleving van de ‘Lineaire Bandkeramiek’, 7000 jaar geleden. Zo blijken grafgiften als vuurstenen pijlpunten, stenen bijlen en maalstenen, die doorgaans strikt aan mannen- of vrouwen worden toegeschreven, in het grafritueel minder sekse-gebonden te zijn dan voorheen gedacht. Daarnaast horen rijke grafgiften vaak bij ouderen, meestal vrouwen, wat op een bijzondere positie binnen de gemeenschap kan duiden.

Deze bevindingen betekenen een duidelijke nuance in de rolpatronen van prehistorische mannen als jager, veehoeder, krijger en bouwer en vrouwen als verzorgers en pottenbaksters. De grafgiften uit Elsloo blijken tenslotte niet per definitie de eigendommen van een overledene, maar eerder van de nabestaanden. Dit onderzoek is uitgevoerd door een multidisciplinair team wetenschappers onder leiding van Archol, het Rijksmuseum van Oudheden en de Universiteit Leiden, binnen het programma Kennis voor Archeologie van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE). Een selectie vondsten uit het grafveld wordt vanaf 24 juni 2022 een jaar lang tentoongesteld in het Historiehuis van de Maasvallei in Elsloo.

Het neolithische grafveld van Elsloo behoort tot de gemeenschappen van de ‘Lineaire Bandkeramiek’, die zich hier  en in grote delen van Europa meer dan 7000 jaar geleden als eerste boeren vestigden. In de jaren vijftig en zestig  van de vorige eeuw zijn er in Elsloo 63 inhumatiegraven en 36-50 crematiegraven opgegraven. Destijds zijn de  grafvondsten uitvoerig onderzocht en zijn allerlei monsters genomen van onder meer crematieresten en houtskool. 

Nieuwe analyses 
Het grafveld is nu onder de loep genomen door een multidisciplinair team van archeologen, fysisch-antropologen en  chemisch analisten. De grafgiften en botresten zijn intensief onderzocht met moderne methoden als  gaschromatografie, lipiden-, isotopen- en houtskoolonderzoek, ook zijn de gebruikssporen op de voorwerpen  geanalyseerd. Van een aantal van de overledenen kon op basis van crematieresten het geslacht en de leeftijd worden  vastgesteld. Op basis van die gegevens kan onder meer geconcludeerd worden dat vuurstenen pijlspitsen en stenen  bijlen, die traditiegetrouw aan mannen worden toegeschreven, in Elsloo ook veelvuldig voorkomen in vrouwengraven. Het traditionele idee dat grafgiften, als persoonlijke eigendommen, representatief zijn voor het dagelijks leven en  geslacht van de overledenen staat hiermee in een nieuw licht.  

Begraven uit respect 
Opvallend is dat graven van ouderen, met name van vrouwen, rijk zijn uitgerust. Er lijkt een zekere status te koppelen  aan ouderdom. Dit gaat samen met de gedachte dat ouderen het kennisreservoir van een gemeenschap vormen en  dat zij de verwantschapsnetwerken met andere bandkeramische dorpen onderhielden. Ouderen zijn daarmee  cruciaal om als groep te overleven. Ook lijkt er sprake van een ‘begrafenistraditie’ met specifieke grafgiften en rituelen,  die vaak te maken hebben met jacht, voedselbereiding, houtbewerking en lichaamsversiering. Zo zijn veel overledenen besprenkeld met rode oker. Daarnaast zijn vrijwel alle grafgiften intensief gebruikt, ongeacht geslacht  en leeftijd van de overledene. Het lijken specifieke gebruiksvoorwerpen van de nabestaanden te zijn die doelbewust  in het graf zijn meegegeven. De rol van de levenden, hun keuzes en rituelen rondom de dood komen daarmee  duidelijk in beeld. 

Elsloo en de Bandkeramische cultuur 
Het grafveld van Elsloo in de gemeente Stein is het oudst bekende grafveld in Nederland (circa 5100-4950 v.Chr.).  Het werd opgegraven door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed onder leiding van prehistoricus Pieter  Modderman (1959) en door de Universiteit Leiden (1966). De vondsten zijn sindsdien in beheer van het Rijksmuseum  van Oudheden in Leiden.