Afgelopen vrijdag sprak ik op een middelbare school over de Lage Landen in de Romeinse tijd en daar heb ik onder meer verteld dat de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden zich ooit, tijdens de Tachtigjarige Oorlog, een Bataafse voorgeschiedenis heeft aangemeten. Dat ik dit vertelde was niet zonder risico, want ook jonge mensen weten genoeg van de “Tijd van ontdekkers en hervormers” om te herkennen dat dit beeld van het verleden nooit kan zijn ontstaan tijdens de Opstand. Degenen die zich destijds verzetten tegen Filips II waren natuurlijk niet dom en zouden nooit een parallel hebben gekozen die impliceerde dat ze, net als de Bataven, de strijd gingen verliezen. Dit beeld van het verleden moet ergens anders zijn ontstaan, en inderdaad: het is veel ouder. De identificatie met de Bataven stamt vermoedelijk uit de Gelderse Oorlogen. U leest hier meer over het ontstaan van het vanaf de zestiende eeuw steeds populairder geworden Gelderse geschiedbeeld.
“Waarom we allemáál afstammen van de Romeinen”
De ontwikkelingen in het onderzoek naar antiek DNA gaan bliksemsnel. Jona Lendering schrijft dat de verwachting is dat we dit jaar onderzoeksresultaten zullen vernemen over DNA-onderzoek naar mensen die leefden in de Romeinse tijd. “Helaas overdrijven archeologen het belang van hun vondsten nogal eens. (…) Die overdrijving is niet onschuldig. Misverstanden, eenmaal geschapen, gaan nooit meer weg. Eén van de gangbare kwaliteitseisen die aan een voorlichting wordt gesteld, is dat ze verhindert dat misverstanden ontstaan.” Daarom legt Lendering op Historiek uit dat we, DNA-onderzoek of niet, allemáál afstammen van de Romeinen.
Limesmoeheid (1)
Jona Lendering herinnert zich niet wanneer hij “limesmoeheid” voor het eerst hoorde, maar vindt het woord “verontrustend”. “Er zijn mensen druk met de werelderfgoedstatusaanvraag en er is daarnaast een parallelle realiteit waarin men redenen heeft niet op te schrijven wat men denkt, maar ondertussen wel met elkaar bespreekt hoe moe men is van bijvoorbeeld nieuwsbrieven die beginnen met “Limes! Limes! Limes!” Het limesproject is geïsoleerd en loopt zo draagvlak mis. Dat is voor een project van deze omvang nogal problematisch.” Lendering stelt dat een probleem van het project is dat de voorlichting niet proactief is.
De Wikipedisering van het erfgoed
De plannen voor een donjon in Nijmegen en de protesten tegen het standbeeld van Jan Pieterszoon in Hoorn zijn twee kwesties die betrekkelijk kort geleden speelden. In zijn blog beargumenteert Jona Lendering waarom je niet zomaar historisch erfgoed kunt toevoegen of weghalen: “Erfgoed is geen Wikipedia waar je een limes aan toevoegt omdat je die in Engeland, Libië en Duitsland hebt gezien of waar je de Prins Bernhardlaan uit weghaalt omdat die man niet wilde deugen. Als je zoiets doet, pas je het verleden aan het heden aan, in plaats van dat je het verleden benut om het te laten schuren en ervan te leren.
“Liegen over Nikolaas van Myra”
Vorige week plaatsten we het bericht van Newsweek dat onder de Sint Nicolaaskerk in Myra een graf is opgegraven waarin de overblijfselen van Sint Nicolaas zouden liggen. Jona Lendering noemt het bericht dat ook in Nederlandse nieuwsmedia werd gepubliceerd een “volstrekt stompzinnig verhaal”. Volgens Lendering is het “extreem onwaarschijnlijk” dat het graf van Nikolaas is. Bovendien is er geen wetenschappelijke test om de “Nikolaasheid” van iets vast te stellen. Lendering besluit dat het erge aan de zaak niet het toeristische belang of het Turkse nationalisme is, maar “de schaamteloze minachting die wetenschappers tonen voor de wetenschap”.
Archeologie is een hype
Wie een blik werpt op het nieuws kan de volgende conclusies trekken: archeologen zijn alleen geïnteresseerd in schatten; archeologie is alleen goed voor een quasimystiek gevoel voor mysterie; archeologische vondsten die niet kunnen worden gepresenteerd als ‘het Pompeii van…’ worden niet gefinancierd. Hoewel deze conclusies een beetje satirisch zijn, neemt Jona Lendering ze wel serieus. “Archeologie komt steeds weer in het nieuws met onzin en dat overschaduwt het serieuze nieuws. Zo dupeert de archeologie bona fide wetenschappers die zichzelf niet overschreeuwen en de samenleving wél willen verrijken.”
‘Tranen om het Valkhof’
Een jaar of zo geleden begeleidde in een vriendelijke Duitse journalist die een stuk wilde schrijven over Nederland in de Romeinse tijd. Op zijn laatste dag belde hij me vroeg in de ochtend wakker: hij wilde eerder op weg gaan, het was nog ver naar Beieren, en hij zou om half tien al langsgaan in het Valkhofmuseum in Nijmegen. Dat was wat problematisch omdat de curator, die had beloofd de man te zullen rondleiden, niet aanwezig kon zijn voor elf uur. Ik beloofde de journalist dat ik zo snel mogelijk naar Nijmegen zou sporen en dat ik hem in de tijd dat hij te vroeg voor zijn afspraak was, zou rondleiden over het Valkhof (met zijn mooie Ottoonse kapel voor Sint-Nicolaas). Dan had hij dat alvast gezien en kon hij na het museumbezoek meteen verder. Vanuit de trein belde ik de curator, die zich daarna werkelijk alle moeite getrooste om de onverwacht vroeg aankomende gast een vervroegde rondleiding te geven.
Dataschaarste, hét probleem van de oudheidkundige disciplines
Het gemeenschappelijke probleem van de oudheidkundige disciplines is onvoldoende data. Zelfs al liggen de archeologische depots zó boordevol voorwerpen dat er achterstanden zijn bij de verwerking, zelfs al zijn er tienduizenden teksten, het is altijd onvoldoende. Voor een deel is dit de normale gang van zaken: wetenschappers hebben altijd te weinig gegevens en zijn daarom voortdurend bezig met het verweven van nieuwe data. Meer is altijd beter. Het snijdt in de oudheidkundige disciplines echter extra diep omdat de middelen ontbreken om het informatiegebrek betekenisvol op te lossen.