De Gaper, een typisch Nederlands uithangteken voor de farmacie

Apotheek De Groote Gaper.
Apotheek De Groote Gaper. Foto: Collectie Zuiderzeemuseum CC0

De Gapers ontstaan als specifieke uithangtekens voor apotheken en drogisten en zijn een typisch Nederlands verschijnsel. Gedurende de eeuwen waarin de beroepen van apotheker en drogist nog nauw aan elkaar verwant zijn, hangt de gaper bij beide aan de gevel. Totdat zij ieder hun eigen weg gaan.

Geschiedenis van de farmacie
Voor zover bekend is Anselmus in 1267 de eerste apotheker die zijn winkel in Utrecht heeft geopend. Daarvoor hebben de  medicijnverkopers hun handel op straat of op een kermis. Letterlijk betekent het Latijnse ‘apotheca’ voorraadkamer. De middeleeuwse apotheek was een voorraadkamer en verkooppunt van uitheemse producten. De apotheker had het monopolie op de verkoop van geneeskrachtige kruidendranken. Ook suiker was tot in de zeventiende eeuw meestal alleen in apotheken te verkrijgen. Tevens wordt er koffie, thee en tabak verkocht. Al deze producten worden als heilzaam beschouwd, komen van ver en zijn duur. Wanneer deze producten (financieel) toegankelijker worden, gaan ook de kruideniers, suikerbakkers, tabakshandelaren en drogisten deze producten verkopen. Deze handelaren zijn vaak verenigd in het Kramers- of Sint Nicolaasgilde. De scheiding tussen apothekers en kruidenier voltrekt zich in de zeventiende eeuw, doordat de apothekers zich afscheiden van het Kramersgilde en zich samen met de ‘doctoren in de medicijnen’ verenigen in het ‘Collegium Medicum’ of het ‘Collegium medico Pharmaceuticum’.

In de negentiende eeuw ontstaat de specialisatie tot ‘chemiker’ of  ‘chemist’. Zij bereiden geneesmiddelen langs chemische weg. Na verschillende tussenstappen wordt, met de invoering van de ‘Wet op de uitoefening der geneeskunde’, in 1865 wettelijk voorgeschreven dat de apotheek voortaan gescheiden moest zijn van de drogisterij. Een apotheker kan zich pas apotheker noemen na het behalen van een universitair diploma. Voor een drogist is er geen specifiek diploma vereist.

De gaper
De oudste schriftelijke bronnen die verwijzen naar een gaper dateren uit het eind van de zestiende eeuw. Doordat veel gapers jarenlang de Nederlandse weersgesteldheid moeten doorstaan zijn er weinig oude gapers bewaard gebleven. De oudst bewaard gebleven gapers dateren uit de achttiende eeuw. 

Er worden verschillende verklaringen gegeven over de functie van deze gapers. Zo zouden zij bedoeld zijn om, niet kopende maar slechts toekijkende publiek, af te weren of te bespotten. Een andere verklaring is de gelijkenis met een stadsomroeper die zijn mond openspert om het dreigende gevaar aan de inwoners van de stad bekend te maken.  Andere noemen de gaper als kwaliteitsaanduiding. De gaper zou alleen uithangen bij die apothekers en drogisten die kwaliteitswaar verkopen.

Gapers in verschillende hoedanigheden
Veel van de nog bestaande Gapers uit de twintigste eeuw worden als een muzelman afgebeeld. Zij zijn herkenbaar aan hun tulband. De gaper in de vorm van een oosterling verwijst naar de herkomst van de geneesmiddelen. Er bestaan ook andere gapers zoals de gapers met een hoofdpijndoek of slaapmuts als herkenbaar uithangteken voor de patiënt. Ook wijzen sommige gapers op de verkoop van bepaalde geneesmiddelen zoals de gaper met een zwavelstok in de mond. Hiermee wordt aangegeven dat de betreffende gaper aan de pest lijdt en men hier moet zijn voor de juiste medicijn. Immers zwavel geldt lange tijd als medicijn tegen deze ziekte. Een gaper met slaapbollen wijst op de verkoop van slaapmiddelen. Bekend zijn ook de gapers met een narrenkap. Deze vrolijke verschijning heeft te maken met de vroege oorsprong van apothekers en drogisten als rondreizende kwakzalvers, die lange tijd hun geneeskundige praktijken op straat en kermissen uitvoerden. Het aantal Narren-gapers moet groot zijn geweest aangezien buitenlanders hun verbazing uitspraken over de narren-tronies die ‘van afstand tot afstand’ aan gevels hangen. Later raken deze Narren-gapers in onbruik, omdat zij een minder serieus aanzien geven aan de apotheker en drogist.

De Chemist gebruikt als (uithang)teken de griffioen of salamander (in een vuurmand). Men geloofde namelijk dat het gif van de salamander een middel was tegen het vuur en tegen vergiftiging. Vaak ziet men meerdere uithangtekens aan de gevel. Andere uithangtekens zijn een vijzel, een hertengewei als teken dat er kostbare medicijnen worden verkocht en de aesculaap. Dit laatste symbool verwijst naar de slang die door het afwerpen van de huid telkens opnieuw kan verjongen.

Na het wettelijk vereiste scheiding tussen apotheker en drogist ontstaat er ook een visueel onderscheid. Bij de apotheek wordt steeds vaker de vijzel of aesculaap uitgehangen, terwijl de drogisten zich de gaper steeds meer toe-eigenen.

Gaper met slaapmuts, museum Hagedoornplaatse.
Gaper met slaapmuts, museum Hagedoornplaatse. Foto: Olga Spekman CC BY 4.0

Bron:
Slang, Esculaap en Gaper, medische -farmaceutische symbolen door Ton Schoenmaker en Jorien Jas, uitgever Roche Nederland B.V. Mijdrecht 1993, ISBN 3 907946-98-7 blz. 57-94

Meer informatie:

Het Zuiderzeemuseum beschikt over een fraaie oude Apotheek met een mooie collectie Gapers
https://www.zuiderzeemuseum.nl/

Een virtueel museum over het farmaceutisch erfgoed van de Stichting Farmaceutisch Erfgoed
https://www.nationaalfarmaceutischmuseum.nl/artikelen/het-achterste-van-de-tong