Dubbel zoveel archeologische vindplaatsen in de bodem behouden

Vier op de tien waardevolle archeologische vindplaatsen blijven in de bodem bewaard, de rest wordt opgegraven. Dat is de uitkomst van een onderzoek door RAAP Archeologisch Adviesbureau. Dat zijn tweemaal zoveel behouden vindplaatsen als verondersteld in het onlangs verschenen evaluatierapport van de Wet op de archeologische monumentenzorg.

Op 1 september 2007 trad de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) in werking, met als doel tot een betere bescherming van het archeologisch erfgoed in de bodem te komen. Het ministerie van OCW liet dit jaar een onderzoek instellen naar de effecten van de nieuwe wet. Het evaluatierapport, opgesteld door bureau RIGO, bevatte geen kwantitatieve gegevens over de hoofddoelstelling van de wet. Anticiperend op deze uitkomst heeft RAAP het initiatief genomen hier onderzoek naar te doen.

Het onderzoek van RAAP is gebaseerd op een analyse van circa 2000 eigen onderzoeksrapporten uit de periode van 1 september 2007 tot 1 mei 2011. Daarvan is uitgezocht in welke mate na een archeologisch vooronderzoek is gekozen voor het behoud van archeologische vindplaatsen in de bodem, voor het opgraven of voor het ongezien verloren laten gaan van vindplaatsen.

Van elke tien waardevolle archeologische vindplaatsen is in zeven gevallen geadviseerd deze in de bodem te behouden. In vier gevallen (38,2%) is dit advies gevolgd. In de andere gevallen is of wordt de vindplaats opgegraven. Het evaluatierapport van RIGO gaat uit van 20% vindplaatsen die behouden blijven in de bodem. Dit percentage kan op basis van het onderzoek van RAAP met bijna het dubbele naar boven worden bijgesteld. Van de zes vindplaatsen die worden opgegraven, blijft de archeologische informatie niet in de bodem behouden, maar elders. De vondsten gaan naar musea en depots en de onderzoeksresultaten komen via rapporten beschikbaar.

De redenen om niet voor het behoud in de bodem, maar voor opgraven te kiezen zijn divers. Bij hoge opgravingskosten en grote plangebieden blijven vindplaatsen vaker behouden door het aapassen van plannen. De aard van een project is eveneens bepalend. Bij natuurontwikkeling is bijvoorbeeld meer oog voor cultuurlandschappelijke – dus ook archeologische – waarden en worden meer vindplaatsen in de bodem bewaard. Verder is er de trend dat private opdrachtgevers vaker dan publieke opdrachtgevers kiezen voor opgraven.

Sinds de invoering van de nieuwe wetgeving in 2007 is archeologie een verplicht onderdeel geworden van het ruimtelijk beleid, bovendien dient de verstoorder van de bodem voor het archeologisch onderzoek te betalen. Op basis van de steekproef van RAAP kan geconcludeerd worden dat de nieuwe wet een enorme stimulans is voor de archeologische monumentenzorg. Het archeologisch erfgoed wordt sindsdien beter beschermd en in de ruimtelijke afweging telt een waardevolle vindplaats daadwerkelijk mee.