Hoeveel rijksmonumenten zijn er in Nederland en waarom komen er de laatste jaren zo weinig bij?  

In 1874 wees koning Willem III het allereerste rijksmonument van Nederland aan: het Muiderslot in Muiden. Inmiddels telt het Rijksmonumentenregister 63.244 rijksmonumenten. Van kerken, molens, stadsgezichten, bruggen en kastelen tot woonhuizen. Of het nou gaat om de (cultuur)historische of wetenschappelijke waarde of de schoonheid ervan: monumenten zijn een belangrijk onderdeel van de Nederlandse geschiedenis. Om dit ‘levende bewijs’ in stand te houden wordt er flink geïnvesteerd in het behoud en onderhoud van monumenten. Er komen de laatste jaren echter maar weinig nieuwe monumenten bij. Waarom is dat? En wie bepaalt dat eigenlijk? 

Wanneer spreken we van een rijksmonument?  
Een rijksmonument is een monument dat van nationaal belang is. De cultuurhistorische- of wetenschappelijke waarde speelt daarbij een grote rol. De Beurs van Berlage in Amsterdam, het planetarium van Eise Eisinga en het Mauritshuis in Den Haag zijn bekende voorbeelden van rijksmonumenten. Een rijksmonument hoeft niet altijd een gebouw te zijn. Het kan ook een bijzonder object zijn met belangrijke culturele of historische waarde, zoals deze telefooncel in Limburg. Deze telefooncel is ontworpen door de architecten J.A. Brinkman en L.C. van der Vlugt rond 1930 en werd vorig jaar mei door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) benoemd tot rijksmonument omdat het een zeldzaam exemplaar van straatmeubilair is met architectuurhistorische en cultuurhistorische waarde. 

Het aanwijzen van een nieuw rijksmonument 
Inmiddels is dus niet meer de koning, maar onze overheid verantwoordelijk voor het aanwijzen van een nieuw rijksmonument. Dat wordt meestal gedaan door de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap of door de bovengenoemde RCE op basis van een gestructureerd aanwijzings- of verbeterprogramma. Heel zelden worden er nieuwe rijksmonumenten aangewezen op aanvraag van een individu. Deze voorstellen worden eerst getoetst aan het huidige beleid en daarna volgt een formele procedure. Als er vanuit het nationale beleid geen ruimte is om een nieuw rijksmonument aan te wijzen, kunnen aanvragers wel nog terecht bij de gemeente of provincie om andere opties van bescherming te verkennen. 

Aanwijzingsprogramma Wederopbouw 1940-1965  
Onlangs, in februari 2022, werd het aanwijzingsprogramma Wederopbouw 1940-1965 afgerond, met iconische gebouwen uit de opbouwperiode na de Tweede Wereldoorlog. Dit heeft 189 nieuwe rijksmonumenten opgeleverd. Dat lijkt misschien veel, “maar niet als je dit afzet tegen het enorme bouwvolume uit die tijd, circa 1,5 miljoen” – aldus de RCE. Nieuwe monumenten uit het aanwijzingsprogramma zijn onder andere het Philips hoofdkantoor in Eindhoven, het gebouw van het Sint-Janslyceum in Den Bosch en de Visafslag in Den Haag. Naast scholen en kantoren zijn er ook stations, kerken, zwembaden, bruggen, parken en begraafplaatsen uit deze periode aangewezen als rijksmonument. Het overzicht van alle rijksmonumenten van Nederland is terug te vinden in het rijksmonumentenregister

Terughoudend aanwijzingsbeleid 
Dat er de laatste jaren maar weinig nieuwe monumenten bij komen heeft deels te maken met het volwaardige monumentenbestand dat Nederland nu heeft, geeft de RCE aan. Op dit moment kent Nederland een terughoudend aanwijzingsbeleid. Na jarenlang te hebben gewerkt aan het uitbreiden van het monumentenbestand, wordt nu vooral tijd gestoken in het behouden van het huidige bestand en de administratie daarvan. Wel worden er nog regelmatig nieuwe thema’s verkend door de RCE, zoals militair erfgoed, herinnerings- en herdenkingserfgoed, archeologie en Post 65. Dit heeft echter nog niet geleid tot nieuwe programma’s.