Nieuw IPCC-rapport wekt zorgen over voortbestaan monumenten

De overstromingen in Limburg in juli 2021 werden veroorzaakt door extreme regenval. Het KNMI ziet hier een directe link met klimaatverandering en waarschuwt dat dit de komende jaren vaker voor zal komen. Hier ontkomt ons erfgoed niet aan.

Kunnen we ons erfgoed beschermen tegen een veranderend klimaat? Dit artikel is geschreven door onze correspondent Gertjan de Boer. Hij werkt voor de RCE, maar schrijft dit artikel op persoonlijke titel.

“Begin februari kwam het tweede IPCC rapport uit. Het eerste, uit augustus 2021, haalde alle voorpagina’s. Het tweede niet. De reden: een oorlog in Europa. Toch is juist dit rapport belangrijk voor de erfgoedsector. Het is de eerste keer dat de wetenschappers de gevolgen van klimaatverandering op erfgoed beschrijven. En hun conclusie baart zorgen voor Nederland: Overstromingen komen tien keer zo vaak voor in 2100. In combinatie met de zeespiegelstijging vormt dit een existentieel gevaar voor kustgemeenschappen en hun cultureel erfgoed.  

Europese aanpak

In 2010 richtte de Europese Commissie het JPI-netwerk op, dat ons continent voorbereidt op nieuwe uitdagingen. Dit netwerk kent allerlei onderzoeksvelden, waaronder ‘cultureel erfgoed’ en ‘klimaatverandering’. Deze werkten in 2021-2022 samen om de risico’s voor Europees erfgoed ten aanzien van klimaatverandering te verkennen. Ook hun conclusies zijn zorgelijk. Kort samengevat: het erfgoedveld is zich onvoldoende bewust van het feit dat we cultureel erfgoed zullen verliezen.

De Maas zet Venlo onder water, 1926. Steden als Nijmegen en Venlo kenden vrijwel jaarlijks wateroverlast in de lagere delen van de stad. Mensen waren dat gewend en bereidden zich hierop voor. Zullen we ons deze mentaliteit nu ook op andere plaatsen weer eigen moeten maken? 

En voor Nederland?

Een andere conclusie uit het JPI-rapport is optimistischer. Het benadrukt dat erfgoed ook onderdeel kan zijn van de oplossing. Denk aan kennis van het historische watersysteem, het benutten van verloren lokale gebruiken en accepteren dat je soms natte voeten hebt. Deze inbreng komt mede van Nederlandse onderzoekers. Wij zijn in onze verstedelijkte delta gewend aan het meebewegen met veranderende omstandigheden. 

Een van de waterwerken van Fort Vuren. Het oude watersysteem van het fort en het achterliggende landschap, gaat ingezet worden wanneer het water van de Waal over de dijk komt. Zo wordt erfgoed ingezet als oplossing voor de opgaven van nu. 

Historische kennis voor de opgaven van nu

Een voorbeeld van deze historische kennis benutten is uitgewerkt voor de Randstad in het tijdschrift OverHolland. In het dichtst bevolkte gebied van Nederland neemt de kans op overstromingen toe, blijft de bodem dalen en zijn de huidige dijken te laag om de stijgende zee buiten te houden. Uit onderzoek naar historische kaarten en traditioneel waterbeheer bleek dat veel historische watergangen zijn gedempt en slotenpatronen zijn verdwenen. 

Het dempen van een sloot in Oudkarspel, 1961. Oude kaarten en historische bronnen vertellen ons waar voorheen de sloten lagen. Door deze weer te gaan gebruiken, kunnen we regenwater opvangen bij extreem weer en het landschap natter houden in tijden van droogte.

Een onzekere toekomst

Pas als je begrijpt hoe het landschap en het watersysteem zijn ontstaan en hoe dat laatste werkt, is het mogelijk de goede keuzes maken voor de toekomst. Toch maak ik mij zorgen. De scenario’s en modellen van het IPCC en het KNMI geven een beeld van een nieuw-Nederland waarvan delen (voor de mens) onleefbaar zijn en verdwenen onder het water.

Wat vindt u? Raakt klimaatverandering erfgoed? Maakt u zich zorgen? Hoe denkt u dat Nederland er in 2100 uitziet? En kan erfgoed bijdragen aan oplossingen?

Benieuwd naar de studie over watersysteem en stadsvorm in de Randstad? Deze is online gratis te lezen (overholland.ac). Liever op papier? Laat dan een berichtje hieronder achter of stuur een berichtje op LinkedIn.”

Gertjan de Boer (1989) werkt bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Als correspondent schrijft hij op persoonlijke titel. Hij studeerde Monumenten- en Landschapszorg in Antwerpen en werkte eerder bij Erfgoed Leiden, gemeente Groningen, gemeente De Ronde Venen en Natuurmonumenten.