Leidse archeologen identificeren schedel van sabeltandtijger

Universiteit Leiden

Leidse archeologen hebben een aantal botfragmenten geïdentificeerd, die twee jaar geleden in Duitsland zijn opgegraven: ze zijn afkomstig van een sabeltandtijger. Het bleken delen van de schedel van de prehistorische katachtige te zijn, van meer dan 300.000 jaar oud.

De elf botfragmenten zijn in mei 2015 gevonden op een plek in Schöningen (Duitsland), waar al vele jaren archeologische opgravingen plaatsvinden. Hoogleraar Thijs van Kolfschoten en zijn collega’s Ivo Verheijen en André Ramcharan van de Universiteit Leiden vergeleken de botfragmenten met verschillende katachtigen, zowel bestaand als uitgestorven, en ontdekten zo dat deze toebehoorden aan de Homoterium latidens: de sabeltandtijger.

Later uitgestorven
De vondst is om meerdere redenen bijzonder, legt Van Kolfschoten uit. Het zijn relatief ‘jonge’ botten: uit de grondlaag waarin de botten werden gevonden, bleek dat het dier ongeveer 300.000 jaar oud is. Er werd lange tijd gedacht dat de sabeltandtijger in Europa ruim 500.000 jaar geleden is uitgestorven, maar deze vondst bewijst dus dat de diersoort ruim 200.000 jaar langer heeft geleefd dan tot nu toe bekend. Bovendien zijn voor het eerst ook delen van de schedel gevonden waarmee het gehoorgebied gereconstrueerd kan worden. Dit kan aanwijzingen geven over de leefwijze van de sabeltandtijger.

In uitstekende staat
Voor het onderzoek hebben Van Kolfschoten en zijn collega’s de botfragmenten in een 3D-scanner gelegd, om zowel de binnenste als buitenste structuren te kunnen bestuderen. De botten zijn in zeer goede staat gebleven, waardoor er veel gedetailleerde kennis van is af te leiden. De vorm van de schedelholte laat zien welke vorm de hersenen van de katachtige hadden, wat relevant is voor de taxonomie maar ook voor functioneel onderzoek. Zo kan de vorm van de hersengebieden voor zicht en gehoor veel vertellen over de functie van deze zintuigen. Ook is op de buitenzijde van de schedel te zien waar de nekspieren en die van de onderkaak aangehecht waren. Dit laat zien dat de sabeltandtijger zeer sterke nek- en kaakspieren had, noodzakelijk voor zijn bijtkracht en het in bedwang houden van zijn prooi.

Uniek in Europa
Het zijn niet de eerste botresten van sabeltandtijgers die gevonden zijn in Schöningen: deze schedel is van het derde dier dat hier gevonden is. Een unieke situatie, want fossiele resten van sabeltandtijgers worden meestal in de VS gevonden, slechts zelden in Europa. De ontdekking van dit derde dier zal helpen om de Europese variant van de sabeltandtijger beter te begrijpen. De opgravingen in Schöningen, geleid door prof. Jordi Serangeli en prof. Nicholas Conard van de Universiteit van Tübingen en het Senckenberg Research Institute, gaan nog altijd door. De verwachting is dat er nog meer resten van sabeltandtijgers zullen worden gevonden.