Nieuw fotoboek toont verrassend intacte huizen van Rietveld

Gerrit Rietveld – Weelde van de Eenvoud / Wealth of Sobriety
Gerrit Rietveld – Weelde van de Eenvoud / Wealth of Sobriety

Gerrit Rietveld – Weelde van de Eenvoud / Wealth of Sobriety

Architect Gerrit Rietveld bouwde bijna honderd huizen. Fotograaf Arjan Bronkhorst – van bestseller boek Grachtenhuizen – speurde twee jaar naar de onbekende huizen van Nederlands bekendste architect. Hij fotografeerde er zelfs één in Amerika. Ook de bewoners, soms nog directe opdrachtgevers van Rietveld, zijn door hem vereeuwigd in dit unieke werk.

Op 20 november verschijnt Gerrit Rietveld – Weelde van de Eenvoud / Wealth of Sobriety. Het nieuwe boek van fotograaf Arjan Bronkhorst vertelt het verhaal over architect Gerrit Rietveld en de omgang met zijn opdrachtgevers. Welke invloed hadden opdrachtgevers op zijn ontwerpen en hoe is het om in een Rietveldhuis te wonen? In meer dan 500 pagina’s en bijna 400 foto’s worden 20 huizen van Gerrit Rietveld zeer uitvoerig belicht.

Gerrit Rietveld is Nederlands bekendste architect in binnen- en buitenland. Zijn Schröderhuis uit 1924 in Utrecht is inmiddels wereldberoemd en prijkt op de lijst van UNESCO. Maar over zijn bijna 100 andere huizen is maar weinig bekend. Fotograaf Arjan Bronkhorst, die met zijn succesvolle boek Grachtenhuizen zijn vakmanschap als fotograaf liet zien, ging twee jaar lang op zoek naar onbekende Rietveldhuizen. Hij fotografeerde hun interieurs en bewoners en reisde er onder andere voor naar de Verenigde Staten. In drie huizen trof hij nog directe opdrachtgevers van Rietveld. In dit boek vertellen ze hun verhaal.

De weelde van de eenvoud
Gerrit Rietveld (1888-1964) begon zijn werkzame leven als meubelmaker en werd pas later architect. Het Schröderhuis uit 1924 was Rietvelds eerste huis. Het was een studie-object voor hem en Truus Schröder en daarom verreweg zijn meest markante huis. Het is tevens vrijwel het enige huis dat hij bouwde in de vormtaal van De Stijl. De bijna 100 huizen die hij bouwde, ademen de uitgangspunten van het Nieuwe Bouwen: ontwerpen gebaseerd op functionaliteit zonder overbodige decoraties.

Zijn huizen kenmerken zich door licht en ruimte. Hij was als geen ander in staat om huizen van bescheiden omvang toch ruimtelijk te doen aanvoelen. Bij het ontwerpen was soberheid een van Rietvelds uitgangspunten. Hij zei in 1958: ‘Hoe groot zou de vooruitgang kunnen zijn als men eens genoeg kreeg van deze overdaad (…) en men het geluk zou vinden in de weelde der soberheid.’ Het was slechts een beperkte groep van klanten die de ‘weelde van de eenvoud’ aankon en bij Rietveld een avant-gardistisch huis bestelde. Zijn opdrachtgevers waren veelal kunstenaars, ontwerpers, musici, artsen, hoogleraren. Ondanks dat zijn hart lag bij de sociale woningbouw, beslaat zijn oeuvre voor het grootste gedeelte particuliere villa’s. Zelf leefde Rietveld nogal bescheiden en hij vond het ‘aardig’ dat hij door zijn opdrachten voor particuliere huizen leerde ‘hoe een mens hoort te wonen’.

Hoe een mens ‘hoort te wonen’
Rietveld was rechtlijnig in zijn opvattingen over het esthetische ontwerp van een huis. Daar deed hij geen concessies aan. Er kwam beslist geen wc-raampje in een blinde gevel wanneer men daarom vroeg. Hij gaf de familie Bláha in Best aan dat ze van ‘hem af zouden zijn’ na betaling van zijn gage, nadat een discussie over de vele raampartijen in het huis bleef terugkeren. De Bláha’s schreven aan Rietveld als reactie op het ontwerp dat hij in 1957 voor hen maakte: ‘Wat is raam en wat is muur? Volgens ons kan niet alles glas zijn zoals de maquette aangeeft. (…) Men moet ook rekening houden met warmteverlies in de winter!’ Ondanks een aanvraag voor een sloopvergunning in 2009 hebben de nazaten het huis recentelijk compleet gerestaureerd.

Rietveld was tegelijkertijd niet te beroerd om met zijn opdrachtgevers mee te denken over hun wensen. In de atelierwoning die Rietveld voor beeldhouwer Piet Slegers in 1955 in Velp ontwierp was de keuken aanvankelijk niet verbonden met de woonkamer. Hij vond zelf de omweg door de gang geen bezwaar: ‘Ach, dat kleine stukje loop je toch om’, had hij tegen het Slegers echtpaar gezegd. Maar Gerda Slegers (1924) bleef om een deur vragen en Rietveld voegde daarom zonder verdere problemen een schuifdeur aan het ontwerp toe. Op bijna 95-jarige leeftijd maakt mevrouw Slegers er nog altijd dankbaar gebruik van.

Rietveld ging soms ronduit amicaal met zijn opdrachtgevers om. ‘Wat betreft het resultaat, het volgende: gezien uw afmetingen heb ik steeds het gevoel dat de schaal van het huis, vooral wat hoogte betreft, een vijfde ruimer had moeten zijn’, schreef Gerrit Rietveld aan Henk en Tiny Kronenberg. De reacties van familie en vrienden van de Kronenbergs op de bungalow van Rietveld waren uiteenlopend. Het huis deed een tante aan een bunker denken. Iemand anders vond de slaapvleugel op een hotelgang lijken. Weer een ander kon maar niet wennen aan ‘een huis zonder dak’. Alleen tante To vond een bungalow wel praktisch, je kon er immers altijd nog kamers bovenop bouwen. Tiny Kronenberg (1932) woont inmiddels 55 jaar in het huis in Wageningen, als een van de laatste opdrachtgevers die nog met Rietveld hebben samengewerkt.

Reinier Sinaasappel (1948), oud-directeur van het Singermuseum in Laren, is geboren in het huis dat Rietveld in 1936 voor kinderboekenschrijver Hildebrand ontwierp in Blaricum. Hildebrand zou er nog geen zes jaar wonen; de familie Sinaasappel zestig jaar. Sinaasappel denkt met plezier terug aan het huis: ‘Het huis had zo zijn gebreken. Bij hevige regen lekte het platte dak, het huis was niet geïsoleerd, de ramen waren van enkelglas en de stalen kozijnen sloten slecht. Bij flinke kou kon de centrale verwarming het huis onvoldoende verwarmen. Dan liepen we rond in dikke truien. In de strenge winter van 1962/’63 sloeg na een korte stroomstoring de centrale verwarming niet meer aan en het water in de radiatoren bevroor. De familie was met wintersport en kreeg een telegram: ‘CV bevroren, huis onbewoonbaar, terugkomst dringend gewenst.’ Sinaasappels vader voelde daar niets voor en schakelde een neef in die met twaalf kacheltjes het huis ontdooide en de buizen repareerde. De hele familie was verliefd op het huis.’

Interieurs zijn het meest kwetsbaar
De foto’s in het boek tonen verrassend intacte Rietveldhuizen. Sommige interieurs zijn in een halve eeuw tijd nauwelijks gewijzigd. Dat is zowel opvallend als hoopgevend. Want vrijwel elke nieuwe eigenaar wijzigt wel iets aan het nieuw verworven huis, waarbij de badkamer en keuken doorgaans het meeste risico lopen. Tegelijkertijd moeten we constateren dat het een beperkte selectie van huizen betreft die nog in goede staat verkeert. Van de circa honderd huizen die Rietveld ooit bouwde, is verreweg het grootste gedeelte gewijzigd. Sommige huizen zijn zo onherkenbaar geworden dat ze nauwelijks meer ‘Rietveldhuis’ genoemd worden.

Het boek is tevens het startsein van een initiatief om bewoners van Rietveldhuizen met elkaar in contact te brengen. Bij veel eigenaren spelen dezelfde kwesties en afwegingen over bijvoorbeeld onderhoud en restauratie. Maar ook over nalatenschap aan de volgende generatie, met hopelijk behoud van een intact Rietveldhuis voor Nederland.

Over de auteurs
Auteurs Willemijn Zwikstra en Marc van den Eerenbeemt doken in de archieven en vroegen de bewoners hoe het is om in een Rietveldhuis te wonen. Rietveld-deskundige Ida van Zijl schrijft in haar inleiding: ‘het is hoog tijd voor een nieuw boek dat de bewoner centraal stelt, helemaal in de lijn van Rietveld die vond dat een huis slechts een achtergrond voor het leven is.’

Wim Rietveld en Martine Eskes, kleinkinderen van Gerrit Rietveld, schrijven in het voorwoord: ‘Voor ons als kleinkinderen is dit boek zeer waardevol. De foto’s ademen veelal nog de eenvoud en sfeer zoals Rietveld zijn huizen bedoeld had. In de foto’s verschijnen ook de bewoners. Een aantal van hen behoort zelfs nog tot de opdrachtgevers van Rietveld.’

Over fotograaf Arjan Bronkhorst
Arjan Bronkhorst (1972) is een Nederlands fotograaf. Hij is volledig autodidact en begon met fotografie reeds op vroege leeftijd. Na een aanvankelijke carrière in het bedrijfsleven besloot hij zich in 2007 definitief te vestigen als professioneel fotograaf. Architectuur en interieur heeft zijn bijzondere aandacht. Hij maakt tevens karakteristieke portretten. Het werk van Arjan is gepubliceerd in boeken, magazines en kranten. In 2013 verscheen zijn inmiddels beroemde boek Grachtenhuizen, waarvan de eerste druk al in de eerste maand was uitverkocht. Het boek kreeg lovende recensies en werd door de Volkskrant uitverkoren als één van de beste fotoboeken van het jaar. Het Amsterdam Museum stelde de foto’s tentoon. Het boek is inmiddels in vierde druk verschenen. In 2016 verscheen het omvangrijke boek Kerkinterieurs in Nederland waarvoor Arjan 100 Nederlandse kerken fotografeerde in opdracht van Museum Catharijneconvent en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.