De erfgoedsector heeft kennelijk niet zoveel met nostalgie. Het is niet objectief en ruikt al van verre naar Anton Pieck. Het gaat meer om de feiten en niet om een geïdealiseerd verbeeld verleden. Echter wat de deskundige denkt, is niet hetzelfde wat de bezoeker wil weten.
Op bijeenkomsten met erfgoeddeskundigen vang ik vaak zinnen op als ‘oppassen voor de valkuil van de nostalgie’ en voor sommigen van hen is nostalgie iets dat ‘voortdurend op de loer ligt’. Maar nostalgie zit bij bezoekers van historische omgevingen reeds tussen de oren ingebouwd. Bovendien weten deskundigen al helemaal niet dat nostalgie een hele positieve emotie is die maakt dat mensen hun leven als zinvol ervaren. Daarom is het rijk van Walt Disney ook het land dat de meeste toeristen ter wereld trekt. Reizen in de tijd is de specialiteit van dit wereldrijk, al haar attracties zijn gebaseerd op de beelden die mensen hebben van het verleden of van de toekomst. Er wordt immers op ruime schaal uit het erfgoed geciteerd en de sector krijgt tevens een spiegel voorgehouden. Want in tegenstelling tot Disney World hoef je immers het echte verleden niet eens op te leuken om het interessant te maken. Maar dan moet de historicus wel leren door de ogen van een geïnteresseerde leek te kijken, want wat de deskundige denkt is niet hetzelfde wat de bezoeker wil weten.
Nieuwe werkelijkheid
Bezoekers zijn nu eenmaal niet op zoek naar wetenschappelijke bewijzen, ze zijn wellicht slechts ten dele geïnteresseerd in de historische werkelijkheid. Bezoekers aan historische plekken zijn op zoek naar een eigen ervaring, een nieuwe werkelijkheid gebaseerd op de tastbare overblijfselen van het verleden. Erfgoed is ook niet hetzelfde als geschiedenis. Historisch onderzoek levert relevante informatie op van groot wetenschappelijk belang. Maar daarmee is nog geen interessant verhaal neergezet dat middels betekenisvolle interpretatie tot de verbeelding van bezoekers spreekt.
De historicus mag dan bevreesd zijn voor de nostalgie, het valt niet tegen te houden, ook niet met ‘objectieve’ informatie. Nostalgie ontstaat bij de leek namelijk niet uit een confrontatie met het verleden, maar is zelf de bron van historische belangstelling. Nostalgie is niet het gevolg van verkeerd begrepen geschiedenis, het is de oorzaak van de belangstelling voor geschiedenis.
Onderzoek NIPO
Op verzoek van het Archeologisch Informatie Centrum (AIC) heeft het Nederlands Instituut voor de Publieke Opinie (NIPO) destijds de houding van het Nederlandse publiek ten opzichte van de archeologie onderzocht. In hun rapport onderscheidt het NIPO drie dominante houdingen tegenover het verleden. De kritisch modernen (ca 15%), de romantici (ca 35%) en de neo-kolonialen (ca 50%). Dit is het enige representatieve onderzoek over de waardering van erfgoed. Alle andere onderzoeken zijn onder de gebruikers van musea en monumenten en dus niet representatief voor de gehele bevolking. Het valt niet te verwachten dat, gezien de teloorgang van het geschiedenisonderwijs, de situatie de afgelopen 25 jaar is verbeterd.
Uit het onderzoek komt naar voren dat het beeld van het verleden fragmentarisch is en de perceptie van het verleden door vooroordelen wordt gedomineerd. Voor ongeveer de helft van het publiek is geschiedenis min of meer een gesloten boek dat kennelijk ook nog het beste dicht kan blijven. Voor deze neo-kolonialen is het verleden een ongeorganiseerd zootje ongeregeld, te dom om voor de duvel te dansen en alleen bezig met overleven. Deze groep heeft overduidelijk geen last van nostalgie, integendeel en derhalve ook geen belangstelling voor geschiedenis. In de interviews is hun woordgebruik inzake archeologie ook kenmerkend voor hun houding: ‘halve muren’, ‘potten’ en ‘scherven’.
Uit het onderzoek kwam naar voren dat een verrassend groot deel van ons volk geen enkele voorstelling heeft van het bestaan van een wereld voordat hun grootouders werden geboren, het interesseert ze gewoon niet. Ik denk dat het goed is wanneer we ons realiseren dat we de helft van de bevolking als potentieel publiek kunnen afschrijven. Educatief gesproken natuurlijk politiek incorrect, maar het besef voorkomt ook veel professionele frustratie.
Als we de overige helft van de bevolking als 100% potentiële bezoekers zien, dan resteert een deel (30%) dat een redelijk genuanceerd beeld van het verleden heeft. Deze kritisch modernen zou je mogen beschouwen als de traditionele achterban van de erfgoedinstellingen en de harde kern van de gebruikers van hun diensten. Hun woordgebruik in de interviews weerspiegelt hun betrokkenheid, ze hebben het over het ‘blootleggen van fundamenten’. Daarnaast is een grote meerderheid (70%) die gekenmerkt wordt door een typisch nostalgische houding ten opzichte van het verleden. Deze nostalgische houding wordt dus niet opgewekt door de confrontatie met het verleden, maar is het ideologisch vooroordeel ten opzichte van het verleden. Hebben we het over mogelijke doelgroepen voor het toenemend aantal plaatsen en regio’s dat zich wil gaan onderscheiden op basis van cultuurhistorische producten, dan vormen de romantici het grootste potentieel! We zullen echter moeten leren leven met het gegeven dat nostalgie hun voornaamste drijfveer is.
Eigen interpretaties
Hoezeer we ook ons best zullen doen om dat geromantiseerde beeld van het verleden te nuanceren, het is erg lastig om een vooringenomen standpunt te veranderen. Bezoekers aan een gereconstrueerd dorp van turfstekers in Drenthe hebben zo hun eigen interpretatie van de ‘historische werkelijkheid’ die hen wordt gepresenteerd in het museum. Hoewel de staf zijn uiterste best doet om over te brengen hoe moeilijk en hoe hard het leven toen was, zien veel bezoekers niet de armoede doch slechts hun eigen poëtische projecties. Hun reacties zijn vaak: ‘Kijk, wat gezellig’ en ‘Is het niet leuk zo?’ Het herinnert hen aan vervlogen tijden, toen het leven nog simpel en eenvoudig was, aan hun eigen verlangen naar ‘buiten wonen’, ver weg van frustraties, verantwoordelijkheden en een hectisch leven. De samenleving is zo complex geworden, sociale samenhang zo fragiel en waarden staan zo ter discussie, dat er een dringende behoefte is aan een herwaardering van het bestaan. De consument tracht dat te vinden in het verleden en in ver weg gelegen, onbedorven oorden waar de mensen nog hun ‘traditionele’ levens leven. Aan worteling is behoefte, mensen hebben houvast nodig in een wereld waarin alles op drift lijkt te zijn. Die behoefte wordt geprojecteerd in beelden van een geïdealiseerd verleden en arcadische landschappen met daarin het eenvoudige landleven, waar sociale verhoudingen direct en helder zijn. ‘Toen was geluk nog heel gewoon’.
Toe-eigenen van het verleden
Vanuit het gezichtspunt dat nostalgie eerder de oorzaak is van belangstelling voor historie dan het gevolg van niet goed begrepen geschiedenis, is het proces van toe-eigening van het verleden een uiterst interessant thema. Want het verleden ‘is’ niet, maar wordt gecreëerd en wel door verschillende groepen met soms ook verschillende intenties. Het lijkt erop dat naarmate de publieke belangstelling voor het erfgoed groeit, er tevens een toename is van het aantal belanghebbenden dat een eigen plek in de discussie claimt. De grijze golf die naar het platteland trekt is zo’n nieuwe stem in het discours. Uit een onderzoek in Brabant bleek een groeiende belangstelling voor lokale geschiedenis en folklore, maar dat deze in toenemende mate gedomineerd worden door de ‘import’. Mensen die na hun pensionering op het platteland zijn gaan wonen en zich willen identificeren met hun nieuwe woonplaats, zich daar ‘wortels’ willen verschaffen. Diezelfde ‘import’ verzet zich vaak ook het sterkst tegen veranderingen en ontwikkelingen in hun nieuwe domicilie, zij zijn daar komen wonen voor hun rust en hebben – financieel onafhankelijk als ze zijn – geen boodschap aan de noodzaak van lokalen om een inkomen te moeten verwerven.
Bindende herinneringen
In ‘Biografieën van het Landschap’ onderscheiden Martijn Duineveld en Jaap Lengkeek drie typen van discours: wetenschappelijk, buitenwetenschappelijk en de biografie als ‘story-line’. De wetenschappelijke biografie is een bekend discours dat op gespannen voet kan staan met de buitenwetenschappelijke biografie van het landschap, zoals beschreven door bewoners, amateurs, liefhebbers, enthousiastelingen en soms ook regelrechte zeloten. Normaal gesproken bepalen de deskundigen wat cultuurhistorie is en ze houden daarbij nauwelijks rekening met wat er onder de bevolking leeft. ‘Er is een kleine club mensen die bepaalt wat waar en van waarde is, als het gaat om cultuurhistorie’, stelt Martijn Duineveld in zijn dissertatie. Hij beschrijft hoe archeologen, cultuurhistorici, historisch geografen en andere deskundigen samen met ambtenaren van diverse ministeries, provincies en gemeenten een gesloten club vormen, die vanuit de verschillende disciplines bepaalt wat cultuurhistorie is.
Wil je echter werken aan een maatschappelijk draagvlak voor cultuurhistorie en mensen verleiden het verleden op te zoeken, dan zal er meer moeten gebeuren dan collega’s en vakgenoten te vriend te houden. De Omgevingswet biedt daartoe nieuwe kansen en uitdagingen. Om de biografie van het landschap als storyline neer te zetten is een dialoog met anderen buiten die kring noodzakelijk, want alleen dan is het mogelijk om een verhaal neer te zetten dat de mensen raakt. Dat kan leiden tot een hoog ‘Ot en Sien’ gehalte, wat overigens Oost-Groningen een boost zou kunnen geven, maar ook tot een genuanceerde kijk op de mijnstreek als in het Industrion in Kerkrade. Erfgoed gaat uiteindelijk om bindende herinneringen in een gemeenschap, nostalgie is daarbij een van de werkzame krachten en een belangrijke motor om in het verleden elementen van waarde te herkennen. De bedoeling van historische interpretatie is primair belangstelling wekken, mensen nieuwsgierig maken. Milton Friedman stelde al in de jaren zestig van de vorige eeuw dat de feiten geen doel op zichzelf zijn, maar slechts een middel om tot begrip te komen.
Frans Schouten is voorzitter van Heemschut Drenthe en is oud-directeur van de Reinwardt-Academie.
Dit artikel verscheen eerder in het kwartaaltijdschrift van Erfgoedvereniging Heemschut. Leden ontvangen dit tijdschrift gratis.
Klik hier om lid te worden.
Voor wie verder wil lezen:
Martijn Duineveld. Van oude dingen, de mensen, die voorbijgaan, over voorwaarden meer recht te doen aan de door burgers gewenste cultuurhistories, WUR, Wageningen, 2006.
Martijn Duineveld en Jaap Lengkeek. Biografieën van het Landschap, in: Martijn Duineveld, Mirjam Koedoot en Jaap Lengkeek. Constructies van Beton & Iemand die tegen zijn hond zegt ‘vlieg’, WUR, Wageningen, 2004.
Grosze Nipper, 1996 De publieke belangstelling voor Archeologie. NIPO J-290.
Frans Schouten. Heritage as Historical Reality, in: D.T. Herbart, Heritage, Tourism and Society, Mansell, London, 1995.