Kunsten ’92, belangenvereniging voor kunst, cultuur en erfgoed, waarin zo´n 400 culturele instellingen zijn verenigd, maakt hierbij graag van de gelegenheid gebruik om te reageren op het Wetsvoorstel Erfgoedwet. Zoals wij reeds verwachtten, hebben vele brancheorganisaties zelf gereageerd op de aspecten uit de wet die hun werkveld betreffen. Kunsten ´92 gaat in deze reactie op de erfgoedwet voornamelijk in op de bovensectorale aspecten.
Van sectorale wetgeving naar één Erfgoedwet
U heeft in uw Museumbrief ‘Samen werken, samen sterker’ van 10 juni 2013 aangegeven dat u de ambitie heeft om uit oogpunt van overzichtelijke en kenbare regelgeving te komen tot een nieuwe Erfgoedwet. Hierin wordt verschillende sectorale wetgeving samengebracht, waarin u vastlegt hoe met ons erfgoed van nationaal belang wordt omgegaan, wie welke verantwoordelijkheden daarin heeft en hoe het toezicht daarop wordt uitgeoefend.
Kunsten ’92 vindt dit een lofwaardig streven, maar mist een duidelijk visie op erfgoed als geheel als grondslag voor deze wet. Bij een koepelwet schuilt de meerwaarde juist in de onderlinge verbindingen.
De indeling van de wet is overzichtelijk, maar toch missen wij inhoudelijke thema’s als immaterieel erfgoed en bescherming van private collecties of collecties die niet van nationaal belang zijn. Daarmee raakt deze wet ook aan de rol van de archieven, waarover in deze wet niets is opgenomen. In het geval van immaterieel erfgoed is Nederland in UNESCO-verband in 2012 zelfs verplichtingen aangegaan.
Ook constateren wij dat de focus te eenzijdig op het beheer van collecties ligt. Dat valt natuurlijk vooral op bij het deel dat over de musea gaat. Een zorgvuldig beheer van de collectie is wezenlijk, maar uiteindelijk gaat het erom wat een museum met de collectie doet. Het tonen van die collectie aan het grote publiek, hem inzetten voor educatie, (digitale) kennisontwikkeling (inclusief de wetenschappelijke functie die een aantal musea vervullen), al die dingen tezamen vormen de museale functie en het is gevaarlijk om daar alleen het beheer en behoud van collecties uit te halen en te beschrijven in deze wet. Ook al omdat onze leden vrezen dat dit de opmaat kan zijn voor het instellen van twee naast elkaar staande bekostigingssystemen: een voor de collectie en de gebouwen en een voor de museale activiteiten. Voor een organisatie die geacht wordt zijn beslissingen in een integraal afwegingskader te nemen is dat niet de weg die we op moeten gaan.
- Kunsten ’92 ziet graag dat de Erfgoedwet echt een integrale wet is, die meer is dan de som der delen en waarbij bij de formulering van de verantwoordelijkheid van de minister hardware èn software in ogenschouw worden genomen.
- Kunsten ’92 wil in dit verband wijzen op het opnemen van thema’s als immaterieel erfgoed en bescherming van private collecties of collecties die niet van nationaal belang zijn in de wet en in de Memorie van Toelichting.
- Kunsten ’92 ziet graag dat de verplichtingen voortkomend uit het UNESCO-Verdrag ter Bescherming van het Immaterieel Erfgoed worden benoemd.
Bescherming ensembles
Kunsten ’92 is blij dat in de Memorie van Toelichting onder artikel 3.7 (p. 14) aandacht wordt besteed aan de samenhang tussen verschillende vormen van erfgoed: roerend, onroerend en immaterieel erfgoed. U geeft het belang aan van een zogeheten “ensemble”, waarmee u doelt op de verwevenheid van gebouw(en), interieurs, (groene) omgeving en ondergrond. Voor de waarde en beleving van het erfgoed zijn deze sterk met elkaar verbonden. Ten aanzien van de bescherming van deze ensembles geeft u hier jammer genoeg in het wetsvoorstel geen rechtsgevolg aan. Ensembles worden volgens u met de huidige wetgeving afdoende beschermd, terwijl u verder inzet op kennisontwikkeling en goede voorbeelden. Kunsten ’92 vindt dit een omissie. Onze leden zien juist een andere praktijk, waarin door gebrek aan kennis, kunde en financiële middelen het lastig is om (top)ensembles (waaronder interieurs) te herkennen, te behouden en te beschermen.
- Kunsten ’92 ziet graag dat (top)ensembles, in het bijzonder interieurs, aangewezen kunnen worden ter bescherming.
Beschermde stads- en dorpsgezichten
Zoals blijkt uit de Memorie van Toelichting (p. 13) zullen de aanwijzing en bescherming van stads- en dorpsgezichten overgaan in artikel 2.34 lid 3 van de Omgevingswet. Bij algemene maatregel van bestuur kan het Rijk een instructie geven aan een gemeente, zodat nationale belangen in de fysieke leefomgeving, zoals van rijkswege beschermde stads- en dorpsgezichten, geborgd worden. In het gemeentelijke omgevingsplan dient aan het desbetreffende gebied de functie rijksbeschermd stads- of dorpsgezicht te worden gegeven en dient voorzien te worden in de bescherming daarvan. Wij vinden deze verplichte verticale doorwerking op zich een goed streven, maar vragen ons af op basis van welke criteria een beschermd stads- en dorpsgezicht straks nog kan worden aangewezen. Wanneer zal van doorwerking sprake zijn? Hoe gaat u om met gemeenten met een te laag ambitieniveau op het gebied van cultuurhistorie in de bestemmingsplannen? Door wie wordt toezicht gehouden of gemeenten de instructie daadwerkelijk overnemen? Ons lijkt duidelijk dat er wel degelijk een grondslag in de Erfgoedwet moet komen ten aanzien van het aanwijzen van beschermde stads- en dorpsgezichten. In evaluaties (o.a. door vm. Rijksadviseur Wim Eggenkamp) blijkt dit een goed instrument te zijn.
- Kunsten ’92 ziet graag dat de mogelijkheid tot aanwijzing van een van rijkswege beschermd stads- en dorpsgezicht in de Erfgoedwet wordt gehandhaafd en dat daarvoor criteria worden opgesteld.
- Kunsten ’92 zou dit instrument ook graag ingezet zien worden om cultuurlandschappen te beschermen.
Toezicht en handhaving
Toezicht en handhaving zijn niet goed geregeld in deze wet. U vertrouwt teveel op het systeem van eerstelijns (horizontaal) toezicht door gemeenten en tweedelijns (verticaal) of interbestuurlijk toezicht door provincies ten aanzien van de naleving van de gestelde regels uit de Erfgoedwet. Gemeenten bezuinigen op toezicht en handhaving op het terrein van monumentenzorg. De provincies hebben hun interbestuurlijke toezichtsrol nog niet opgepakt of zetten in op een laag ambitieniveau.
U heeft echter geen middelen om beide overheidslagen hierop aan te spreken. Ten aanzien van het toezicht op archeologie en collecties heeft de Erfgoedinspectie te weinig capaciteit. Een goed monumentenbeleid staat of valt met goede handhaving. Onze leden merken dat vooraf om onderzoek wordt gevraagd, maar dat gemeenten achteraf de omgevingsvergunning niet handhaven.
- Kunsten ’92 wenst dat in de wet een verantwoordelijke wordt aangewezen, die andere bestuurslagen ter verantwoording kan roepen.
- Kunsten ’92 betreurt het dat effectief toezicht zoals uitgevoerd door de Erfgoedinspectie is verdwenen en verzoekt om een heroverweging (en dus versterking) van de positie van de Erfgoedinspectie.
Aanwijzing rijksmonumenten en beschermde cultuurgoederen
Kunsten ’92 staat achter het streven dat de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed via programma’s nieuwe rijksmonumenten aanwijst. Zo wordt de procedure sterk vereenvoudigd en kunnen alle adviesorganen en burgers hun zegje doen. Wel moeten individuele aanwijzingen mogelijk blijven. Kunsten ‘92 ziet graag ook duidelijke criteria voor de aanwijzing van rijksmonumenten. Daarnaast wil zij dat de onafhankelijke toetsing vooraf en na een aanwijzingsprocedure blijft plaatsvinden.
- Kunsten ’92 wenst dat de mogelijkheid behouden blijft tot individuele aanwijzingen rijksmonumenten via suggesties.
- Kunsten ’92 pleit voor duidelijke criteria bij aanwijzing van rijksmonumenten.
- Kunsten ’92 is voor het behoud van de onafhankelijke toetsing voor èn achteraf bij (individuele) aanwijzing van rijksmonumenten en cultuurgoederen.
Gebruik van monument
U heeft in de Erfgoedwet de bepaling dat wordt rekening gehouden met het gebruik van het monument niet laten terugkomen. U geeft aan dat dit een overbodige bepaling is, want het volgt automatisch uit de Awb artikel 3.4 eerste lid. Kunsten ’92 vraagt zich af hoe straks in geval van herbestemming of leegstand rekening wordt gehouden met het gebruik van het monument als deze bepaling niet expliciet in de wet is opgenomen.
- Kunsten ‘92 doet de suggestie de bepaling, dat wordt rekening gehouden met het gebruik van het monument, toch expliciet op te nemen in de wetstekst.
De huidige opgravingsvergunning, door de minister toegekend aan publieke en private partijen die hebben aangetoond op de juiste wijze het archeologisch veldwerk te kunnen uitvoeren, wordt vervangen door een systeem van private certificering. Tegelijkertijd wordt het begrip ‘opgraven’ opgerekt, zodat behalve de daadwerkelijke opgraving ook het natraject tot en met de conservering van vondsten onder de certificering gaan vallen. Er is gekozen om het voortraject, het bureauonderzoek en het Programma van Eisen dat de voorwaarden voor een opgraving beschrijft, niet onder de certificering te laten vallen. Hiermee wordt dit belangrijke voortraject, dat de basis vormt van de zorgvuldig door de sector opgezette kwaliteitsnorm, tot de zwakste schakel in het archeologische proces.
De stap van vergunning naar certificering achten wij een juiste. Wij wijzen graag op de mogelijkheden om met certificering een stap verder te zetten in het level playing field, waar de archeologische markt al zo lang om vraagt. De archeologische commerciële markt, die een unieke plaats inneemt in de erfgoedsector, is kwetsbaar en heeft baat bij een stelsel van regelgeving, dat voor alle partijen gelijkelijk geldt. Uitzonderingsposities voor gemeenten of provinciale steunpunten in de nieuwe certificeringssystematiek zouden voor het archeologisch bedrijfsleven zeer ongunstig zijn.
- Kunsten ’92 wenst dat u serieus in overweging neemt om ook het archeologisch voortraject (bureauonderzoek en PvE’s) op te nemen in het certificeringsstelsel.
- Kunsten ’92 pleit voor versterking van de archeologische sector door de ombuiging tot het certificeringsstelsel te gebruiken om verder te bouwen aan een level playing field. We adviseren u de mogelijkheden die de Erfgoedwet biedt te benutten.
Geef een reactie