Rotterdamse archeologen hebben bij de toekomstige Markthal een schat aan informatie geopend over de vroegste geschiedenis van de stad.
In 2009 en 2010 heeft het Bureau Oudheidkundig Onderzoek Rotterdam (BOOR) in de bouwput van de Markthal in het centrum van Rotterdam resten aangetroffen van de middeleeuwse stad Rotterdam, maar ook van oudere bewoning die aan de stad voorafging. Waar straks de Markthal staat, lagen tussen 950
en 1050 zes opeenvolgende terpen met boerderijen aan de oever van de Rotte. Ze maakten deel uit van de nederzetting Rotta. Over dit dorp zijn de archeologen dankzij het onderzoek veel te weten gekomen, met als resultaat 10 meter diep en 1000 jaar oud. Rotta onder de Markthal. Op 29 november
neemt wethouder Alexandra van Huffelen (Duurzaamheid, Binnenstad en Buitenruimte) dit rapport met opgravingresultaten in ontvangst.
Rotta
Het onderzoek toont aan hoe ruim duizend jaar geleden, op de plek waar straks de hypermoderne Markthal verrijst, pioniers ooit het veengebied ontgonnen vanaf de oevers van de rivier de Rotte. De nederzetting met de naam Rotta had een kerk. Dit gebouw, waarvan de ligging onbekend is, wordt
genoemd in een archiefstuk uit 1028. Uit historische bronnen is verder niets over Rotta bekend. Vooral dankzij de opgraving op de Markthal-locatie weten we meer over het dagelijks leven in Rotta.
Terpen met boerderijen
Het BOOR vond in een tien meter diepe onderzoeksput zes boven elkaar gelegen terpen met boerderijen. Ze waren ongeveer 13 meter lang en 8 meter breed en opgebouwd uit houten palen en vlechtwerkwanden. Elke boerderij had een woondeel en een staldeel. In het woondeel bevond zich een haard en
ovens voor de bereiding van voedsel, en een weefgetouw. Ook gebruikten de bewoners de ruimte om gereedschappen te maken en te repareren.
De `Rotterdamse’ boeren hielden runderen, schapen, geiten, paarden, kippen en ganzen, zo blijkt uit onderzoek van botmateriaal. Jagen gebeurde niet veel meer. Wel werd er gevist, wat blijkt uit vondsten van visgerei en de resten van paling en baars. De boeren verbouwden op hun akkers onder
andere haver en gerst en in hun tuinen selderij, erwten, appel en peer.
De `Markhal-bewoners’ leefden niet gesoleerd. Veel aardewerk kwam uit de Duitse Rijnstreek. Uit de Eifel waren de maalstenen afkomstig waarmee het graan tot meel werd verwerkt. Kennelijk leverde het boerenbedrijf genoeg op om deze producten aan te kunnen schaffen, net als sieraden,
gereedschappen en andere gebruiksvoorwerpen.
Wateroverlast
Het einde van bewoning van Rotta op de locatie Markthal stopt rond 1050 en hangt waarschijnlijk samen met de toenemende wateroverlast. Door de ontwatering en daardoor de inklinking van het veen kwam het land lager te liggen en kregen de bewoners steeds meer last van overstromingen. Ruim
tweehonderd jaar later werd het gebied weer bewoonbaar gemaakt door dijkaanleg, inpoldering en de aanleg van een dam in de Rotte op de plaats van de huidige Hoogstraat: het begin van de stad Rotterdam.
Geef een reactie