Vereniging Bewoond Bewaard: ‘Staatssecretarissen slaan de plank mis’.

Notitie verzonden aan de vaste kamercommissies van cultuur, financiën en justitie. Door de vereniging Bewoond Bewaard, vereniging van eigenaren-bewoners van monumenten.

Onderhoud van rijksmonumenten is duur, duurder dan dat van gewone huizen. Particuliere eigenaren besteden jaarlijks veel tijd en geld aan de instandhouding van hun monumentale woning. Rijksmonumenten bepalen het karakter van veel dorpen en steden. Het behoud van gebouwd cultureel erfgoed is dan ook een zaak van algemeen belang. Om de particuliere investeringen te stimuleren geeft de Rijksoverheid een steuntje in de rug in de vorm van fiscale aftrek van kosten voor restauratie en onderhoud die een bepaalde drempel te boven gaan. Kosten van verbetering (vaak bedoeld om het comfort te verhogen) zijn niet aftrekbaar.

Ingezonden bericht

In een brief van de staatssecretarissen van Justitie, Financiën en Cultuur van 21 juni jl. aan de Tweede Kamer over de plannen voor de Geefwet wordt, haast terloops, gemeld dat ter financiering van hun plannen € 25 miljoen wordt bezuinigd op de aftrekmogelijkheden voor particuliere eigenaren van rijksmonumenten. De staatssecretarissen stellen daarvoor twee ingrepen in de fiscale aftrek voor.

In de eerste plaats willen zij de aftrek schrappen van vaste eigenaarslasten. Deze lasten zijn volgens de brief -voor eigenaren van rijksmonumenten niet anders dan voor overige eigenaren. Daarom zou er volgens hen geen reden zijn om deze aftrek in stand te houden. Met dit argument slaan de staatssecretarissen de plank echter mis.

Tot de wetswijziging in 1971, waarbij het huurwaardeforfait werd ingevoerd, werden de werkelijke netto inkomsten uit eigen woning (economische huurwaarde minus kosten) tot het belastbaar inkomen gerekend. Dat betekende een hoop (reken)werk voor zowel de belastingdienst als de eigenaren. Door de invoering van het huurwaardeforfait is dit systeem vereenvoudigd. Zowel de inkomsten (waarde van het woongenot) als de uitgaven (geschatte eigenaarslasten, waaronder vaste lasten zoals eigenaardeel WOZ belasting, verzekering, afschrijving en een bedrag voor onderhoud) worden vanaf dat moment forfaitair vastgesteld op een percentage van de waarde van de woning. Het saldo van deze berekening, het huurwaardeforfait, is belastbaar inkomen.

Het huurwaardeforfait geldt ook voor particuliere eigenaren van rijksmonumenten. Omdat de werkelijke eigenaarkosten van dergelijke panden de in het forfait verwerkte kosten veelal overtreffen, heeft de wetgever voor eigenaren/bewoners van monumenten een bijzondere regeling getroffen. Die regeling houdt in dat ook bij de eigenaar van een monumentenpand het huurwaardeforfait tot het belastbaar inkomen wordt gerekend, maar dat daarnaast de werkelijk gemaakte kosten voor onderhoud en restauratie boven een bepaald bedrag (de drempel) van het belastbaar inkomen mogen worden afgetrokken. Die drempel zorgt ervoor dat eigenaren van gewone huizen en monumentale panden gelijk worden behandeld. Immers: in het huurwaardeforfait is al rekening gehouden een forfaitair bedrag voor vaste lasten en onderhoud. De drempel zorgt ervoor dat dit wordt gecompenseerd. Zonder die drempel zouden de eigenaren van monumenten het bedrag aan eigenaarslasten dat voor gewone eigen woningen in het huurwaardeforfait in aanmerking wordt genomen tweemaal kunnen aftrekken.

De door de staatssecretarissen voorgestelde afschaffing van de aftrek van vaste eigenaarslasten voor eigenaren van monumenten onder handhaving van de drempel leidt daarentegen tot benadeling van de monumenteigenaren. Dat kan worden opgelost door de drempel te verlagen met een bedrag dat gelijk is aan de vaste eigenaarslasten waarmee in het huurwaardeforfait rekening wordt gehouden, maar dat lijkt niet de bedoeling van de staatssecretarissen te zijn.

In de brief wordt ook gesproken over het aanbrengen van een plafond. Waar dat plafond dan zou moeten komen te liggen wordt in het geheel niet duidelijk. Het aanbrengen van een plafond zal voor eigenaren die daarmee te maken krijgen reden kunnen zijn hun groot onderhoud op te knippen en over meerdere jaren te spreiden, zonder dat daarvoor een technische noodzaak is.

Zowel de beperking van de aftrekmogelijkheden als het invoeren van het plafond kan leiden tot achterwege laten van noodzakelijk herstel of onderhoud, eenvoudigweg omdat het te duur wordt voor de eigenaar of omdat men de hogere financiering niet meer rond krijgt. Beide aangekondigde maatregelen zijn onverstandig en in strijd met het algemeen belang, omdat daardoor het planmatig onderhoud van ons gebouwde cultureel erfgoed in gevaar komt.

Het is bovendien ook maar de vraag of de voorgestelde maatregelen de beoogde besparing van € 25 miljoen zullen opleveren. ‘Monumentenzorg loont’ staat letterlijk in de bijlage bij de brief aan de Eerste Kamer bij de beleidsbrief Modernisering Monumentenzorg in 2009. ‘Zo vloeit van iedere geïnvesteerde euro ca. 65 cent terug in de schatkist in de vorm van belasting-opbrengsten en leidt elke subsidie-euro tot neveninvesteringen die 2,5 maal zo groot waren als het subsidiebedrag zelf’. De conclusie in deze bijlage is dan ook: elke geïnvesteerde euro verdient zichzelf terug.

De voorgenomen beperking van de fiscale aftrek is overigens niet de enige maatregel waarmee monumenteigenaren te maken krijgen. Per 1 oktober wordt het BTW tarief voor arbeidskosten verhoogd naar 19%. Weliswaar krijgen alle eigenaren van woningen ouder dan 2 jaar hiermee te maken, maar door de hogere onderhoudskosten treft deze maatregel de monumenteigenaren harder dan eigenaren van niet-monumenten. Verder is per 1 januari 2010 de vrijstelling van overdrachtsbelasting voor monumenten afgeschaft. Ten slotte heeft het huidige lotingssysteem voor subsidies op grond van het Besluit Rijkssubsidiering Instandhouding Monumenten (BRIM) ertoe geleid dat voor particulieren de kans om nog voor zo’n subsidie in aanmerking te komen in de praktijk bijzonder klein is geworden.

Om tot goede beleidsbeslissingen te kunnen komen is het nodig om naar het hele stelsel van financiering (fiscale aftrek, laagrentende leningen en subsidies) te kijken, met in gedachten de vraag: komt het geld daar terecht waar het ook terecht moet komen. Bij voorkeur niet uitsluitend te beantwoorden door beleidsmakers achter gesloten deuren, maar samen met professionals die in het veld werken en eigenaren/bewoners.

Nel Viersen
Voorzitter Bewoond Bewaard
September 2011

Bovenstaande notitie is gezonden aan de vaste kamercommissies van cultuur,
financiën en justitie.