Vroegmoderne handelaren omzeilden regels van staten en compagnieën

Schepen van de VOC Foto: Jan Arkesteijn via Wikimedia

Zet de individuele handelaren centraal in de bestudering van de vroegmoderne wereldhandel en niet de instituties zoals staten en compagnieën. Daarvoor pleit hoogleraar Cátia Antunes, hoogleraar Global Economic Networks. Oratie op 9 juni.

Bloeiende illegale handel
Europese vorsten en handelscompagnieën dicteerden in de vroegmoderne tijd de trans-Atlantische slavenhandel. Antunes waarschuwt voor deze populaire, al te eenzijdige aanname. Wie de geschiedenis vooral bestudeert vanuit het perspectief van staten, vorstendommen of compagnieën ziet veel over het hoofd, stelt zij. Deze machtige instituten legden veel beperkende regels op, maar individuele kooplieden en zelfs medewerkers van compagnieën wisten deze vaak te omzeilen. Hierdoor was er wereldwijd een bloeiende illegale handel die niet terug te vinden is in de kasboeken van de instituties.

Vaker uitzoomen in geschiedenis
Met een helikopterview bestudeert Antunes de vroegmoderne wereldhandel waardoor ze complexe, wereldwijde koopwaarketens kan blootleggen. Ze noemt een voorbeeld: Europese handelaren kochten in India textiel om Afrikaanse slaven te kopen. De handelaren betaalden dat textiel met zilver dat ze kochten in Japan of Latijns-Amerika waar de Afrikaanse slaven te werk werden gesteld in de zilvermijnen. ‘Als je alleen kijkt naar de handel in textiel of zilver komt de slavenhandel niet snel in beeld. Historici zoomen vaak niet genoeg uit om verbindingen te begrijpen.’

Archiefonderzoek in dertien landen
De hoogleraar brengt de handelsketens in kaart door grootschalig internationaal archiefonderzoek. De van oorsprong Portugese historicus beheerst acht talen waaronder Hebreeuws, Arabisch, Latijn, Italiaans en Nederlands. In dertien landen bestudeert ze met haar onderzoeksteam archieven van havensteden en individuele handelaren. Hun bewaarde ‘boodschappenlijstjes’ en financiële transacties maken het mede mogelijk om de internationale legale en illegale handelsstromen te reconstrueren.

Handelaren hielden zich niet aan grenzen
Exemplarisch is het wijd vertakte imperium van de 18e-eeuwse koopman en bankier Jean-Baptiste Cloots. Deze schatrijke Amsterdammer zette met familieleden handelsposten op in onder andere Antwerpen en Lissabon. Via sluwe constructies handelde de familie, buiten de Nederlandse VOC-en WIC-octrooien, illegaal in slaven en diamanten. Maar de familie werkte, als dat goed uitkwam, net zo goed ook nauw samen met vorsten en handelscompagnieën. Antunes: ‘Deze casestudy illustreert: ondanks de beperkende regels hielden handelaren zich vaak niet aan de grenzen van culturen en imperia.’