Boek: Het verhaal van de Friese eendenkooien

Kooi Hallum
Kooi Hallum. Bron: Dutch Heritage Photography

In Nederland zijn in de loop der tijden naar schatting ongeveer 1000 eendenkooien geweest, waarvan ruim 430 in de provincie Fryslân. Daarvan zijn er nog 27 geregistreerde eendenkooien over. Gerard Mast schreef er een tweedelig standaardwerk over.

Al sinds de middeleeuwen hebben eendenkooien een plek in de delta van de Lage Landen. Dit natte gebied was voor eenden een uitstekende pleisterplaats voor hun verdere trek of overwintering. In Nederland zijn nog ruim honderd eendenkooien aanwezig waarvan in minder dan de helft nog eenden gevangen worden.

Eendenkooien zijn opvallende verschijningen in het landschap, zij hebben dan ook grote landschappelijke betekenis. Aan de buitenkant van een kooi staan bomen en struiken die beschutting bieden aan een kooiplas. Dat is een meestal rechthoekige plas met op elke hoek een gebogen slootje dat is afgezet met rietschermen: de vangpijp. In deze vangpijp worden de lokeenden samen met wilde eenden gevoerd. Als de kooiker aan het begin van de pijp plotseling tevoorschijn komt, vliegen de geschrokken wilde eenden naar het einde van de vangpijp en belanden daar in het vanghokje.

Eendenkooien hebben een grote invloed op de rust in het buitengebied. Veel eendenkooien hebben het zogenaamde afpalingsrecht: dit bepaalt dat er om de kooi heen geen activiteiten toegestaan zijn die de eenden kunnen verstoren. Dit oude recht is in 1600 in Fryslân voor het eerst afgekondigd en bestaat tot op de dag van vandaag nog. Eendenkooien zijn dus zowel bijzondere natuurgebieden als cultuurhistorische landschapselementen.

De verspreiding van eendenkooien

Op hun trek komen de eenden in Fryslân het eerst aan bij de kust. De kooien die hier liggen worden zeekooien of zomerkooien genoemd, omdat ze de meeste eenden vangen na de opening van het jachtseizoen. De meeste eendenkooien zijn aangelegd in het Lage Midden van Fryslân. Van oudsher waren hier uitgestrekte hooi- en graslanden die door de hoge boezempeilen ’s winters blank stonden. Deze kooien worden landkooien of winterkooien genoemd, omdat ze de meeste eenden vangen in de wintertijd.

Ook de lage delen van het terpengebied waren zeer aantrekkelijk voor het aanleggen van eendenkooien. In de grietenij Ferwerderadeel konden bijvoorbeeld op de Hallumermieden negen kooien gelokaliseerd worden.

Friese eendenkooien

Het vangen van eenden in een eendenkooi is in Fryslân al in 1450 bekend; dit is tot nu toe de oudste vermelding in Nederland. In het verleden werden verschillende benamingen voor eendenkooien gebruikt zoals hurde, horde, husse en vogelkoye. De hurde, horde of husse is meestal een kleinere eendenkooien met een of twee vangpijpen en een grootte van ongeveer 0,1 tot 0,5 hectare.

Zoals het vrijwel altijd gaat in de landschapshistorie, is het landschapsbeeld verre van stabiel. Zo werden eendenkooien aangelegd en verdwenen ze na verloop van tijd als de vangsten onvoldoende waren. Niet één van de zestiende-eeuwse kooien bestaat nog.

In totaal zijn er in de periode 1600 tot 1650 118 kleinere en grotere kooien actief geweest. In de periode 1650-1700 zijn dat er zelfs 191. De Gouden Eeuw is dus met recht ook de gouden eeuw voor de Friese eendenkooien.

Amsterdamse vogelkooplieden in Fryslân

Gevangen eenden werden ingekocht door vogelkopers uit verschillende steden; vooral de stad Amsterdam nam door de eeuwen heen veel wild af. Er waren in Amsterdam zoveel vogelkopers dat ze in 1660 een eigen hoenderkopersgilde oprichtten. De Amsterdamse vogelkopers waren echter niet alleen geïnteresseerd in de aankoop van gevangen eenden, ze deden ook pogingen om de markt in handen te krijgen door eendenkooien te huren of er delen van te kopen.

Kooi Hallum
Kooi Hallum. Bron: Dutch Heritage Photography

Friese kooikers

De meeste eendenkooien waren in bezit van Friese grondeigenaren die hun kooien zelf gebruikten of verhuurden. Ook de rijke burgerij uit de steden had eendenkooien in bezit. In het Friese zijn er voorbeelden dat vogelkopers zelf eendenkooien kochten. Zo kocht de Leeuwarder vogelkoper Sijmen Fransen in 1750 voor 1.757 goudguldens ‘…negen pondte greijde daar in een vogelkoij gelegen onder Hallum’. Sijmen Fransen verhuurde de eendenkooi aan Jan Willems voor 70 Carolus guldens en ‘30 war vogels’. Een war is de teleenheid voor een wilde eend, twee smienten, twee slobben of drie talingen.