‘Dekoloniseer de botanische schatkamer’

Universiteit Leiden

De schatkamers van de Leidse Universiteitsbibliotheek en Naturalis hebben prachtige historische collecties met gedroogde planten en botanische tekeningen. Bijzonder hoogleraar Tinde van Andel gaat ze onderzoeken. Oratie op 6 januari.

De Gouden Eeuw was niet alleen een bloeiperiode voor de Nederlandse handel. Ook het wetenschappelijk onderzoek liftte mee op de overzeese handel en veroveringsdrift van de West- en Oost-Indische Compagnie. Europese botanici verzamelden gedroogde planten van over de hele wereld. Die werden al sinds de eerste helft van de zestiende eeuw ondergebracht in herbaria. Ook maakten ze veel tekeningen van planten. Een belangrijk deel van die collecties bevindt zich momenteel in de Leidse Universiteitsbibliotheek en Naturalis Biodiversity Center.

Hogeresolutiefoto’s
‘De komende jaren zullen we deze een deel van de botanische en cultuurhistorische schatkist digitaliseren en onderzoeken’, zegt Tinde van Andel. Zij is sinds 1 september 2015 bijzonder hoogleraar Geschiedenis van de Botanie en Tuinen op de Clusiusleerstoel (zie hieronder). Naturalis en het Leidse Centre for Digital Scholarship ontwikkelen een webomgeving waarop hogeresolutiefoto’s van de planten en de bijbehorende omschrijving voor iedereen toegankelijk worden. ‘Zo komen de vaak eeuwenoude afbeeldingen en herbariumexemplaren beschikbaar voor wetenschappelijk onderzoek.’ Omdat vaak niet bekend is wie de planten wanneer heeft verzameld of getekend, werkt Van Andel samen met kunst- en wetenschapshistorici. ‘Alleen samen kunnen de voetsporen van de ontdekkingsreizigers traceren’.

Dekoloniseren
Volgens Van Andel is het tijd om de collecties ‘te dekoloniseren’. ‘We digitaliseren de gedroogde planten en illustraties om ervoor te zorgen dat het materiaal beschikbaar komt voor onderzoekers en het publiek, ook voor de inwoners van de landen van herkomst. Het waren immers de voorouders van de huidige Sri Lankanen, Indonesiërs, Surinamers en Syriërs die hun kennis deelden met de Westerse pioniers van de botanie.’

Suriname en Ceylon
Dankzij die voorouders herbergt Naturalis nu een aantal van ’s werelds oudste herbaria, met planten die tussen 1555 en 1574 verzameld zijn in Nederland, Noord-Italië, Zuid-Frankrijk en het Midden-Oosten. Ook heeft het Leidse museum en onderzoeksinstituut enkele zeventiende-eeuwse collecties uit Suriname en Ceylon (het huidige Sri Lanka). De Universiteitsbibliotheek bezit veel originele illustraties van medicinale en voedselplanten uit de achttiende eeuw, onder meer uit Ceylon en Japan. Veel van de museumstukken zijn vanwege hun kwetsbaarheid niet eerder gedigitaliseerd, bestudeerd of tentoongesteld.

Lokale soortnamen
Het openbaar toegankelijk maken van de collecties is ook in het belang van de wetenschap zelf, meent Van Andel. ‘Wetenschappers en studenten uit de herkomstlanden weten vaak veel beter om welke plantensoorten het gaat, wat de lokale soortnamen zijn, en hoe die planten door de mens werden gebruikt. Ze kunnen dus helpen om de ontbrekende puzzelstukjes in te vullen. Daarnaast is hun hulp onmisbaar om de onderzoeksresultaten te verspreiden in de betreffende landen en regio’s.’

Over de Clusiusleerstoel
Deze leerstoel, uniek in Nederland, is ingesteld door de Clusiusstichting. De hoogleraar richt zich op het onderzoek naar de ontwikkeling van de toegepaste en fundamentele botanie, in het bijzonder naar planten en hun gebruik zoals vastgelegd in historische herbaria tussen de 16e en 19e eeuw. Van Andel zal vooral samenwerken met het Scaliger Instituut, de Hortus botanicus Leiden, het Naturalis Biodiversity Center, en de faculteit wiskunde en Natuurwetenschappen. De hoogleraar is ook betrokken bij de jaarlijkse Clusiuslezingen, waarbij experts op het gebied van tuinen en botanie uit het buitenland in Nederland samenkomen met Nederlandse deskundigen.