Eric Luiten: ‘Dein als erfgoedprofessional mee met de maatschappelijke en ruimtelijke dynamiek’

Eric Luiten

Eric Luiten is hoogleraar Landschapsarchitectuur aan de TU Delft. Tussen 2001 en 2019 was hij als onafhankelijk adviseur betrokken bij de herontwikkeling van de Nieuwe Hollandse Waterlinie (NHW), die onlangs werd uitgeroepen tot UNESCO Werelderfgoed. Tijdens het Nationaal Monumenten Congres duidt Eric aan de hand van zijn ervaringen als ontwerper en supervisor hoe de revitalisering van de Nieuwe Hollandse Waterlinie zich verhoudt tot de actuele en toekomstige ruimtelijke opgaven in ons land. In dit interview blikt hij alvast kort vooruit.

Je bent betrokken geweest bij de herontwikkeling van Nieuwe Hollandse Waterlinie. Wat was het uitgangspunt van deze herontwikkeling?

“De revitalisering van de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Stelling van Amsterdam is sterk beïnvloed door de Belvedere-benadering uit beginjaren ’00. Dit beleid doet een beroep op het vermogen van de overheid en samenleving om gezamenlijk in slaap gesust erfgoed nieuw leven in te blazen, met gerichte herbestemming en zorgvuldig ontworpen modificaties. Voor de NHW betekende dat: de ruimtelijke dynamiek en investeringen in de directe omgeving benutten om de kernkwaliteiten van de Linie zelf beter tot uiting te brengen.”

De herontwikkeling van NHW was een proces van bijna 20 jaar. Zijn er momenten geweest waar rood en groen erfgoed met elkaar op gespannen voet stonden? Of zijn er juist voorbeelden waar rood en groen elkaar hebben kunnen versterken?

“Over het algemeen kan ik zeggen er geen conflicten zijn ontstaan. Een mooie vondst kwam van bureau WEST8 voor Fort Vechten, een fort bij Bunnik langs de A12. Zij stelden voor over een baan van 80 meter de natuurlijke opslag van het fort af te scheren. Op deze manier werden de militaire, de post-militaire en de ecologische geschiedenis van het fort in één klap helder gemaakt.”

In de loop van 20 jaar verandert er veel op het gebied van wet- en regelgeving, publieke opinie en draagvlak en budgetten. Zaken die van invloed kunnen zijn op het behoud en beheer van rood en groen erfgoed. Hoe ga je daarmee om in zo’n langlopend proces?

“Vanaf het begin was er veel bestuurlijk draagvlak voor de plannen en werkzaamheden. Ook de maatschappelijke betrokkenheid kwam razendsnel op gang. Dat laatste is voornamelijk de verdienste van het projectbureau dat daar veel tijd en energie in heeft gestoken. Zelf heb ik mijn verhaal over het langetermijnperspectief ‘Panorama Krayenhoff’ wel duizend keer gepresenteerd. Dat hielp ook mee. Ik denk dat dit grote project vooruitliep op de veranderingen en accentverleggingen in de regelgeving en daar dus niet veel last van heeft gehad.”

Het thema van het congres is ‘Natuurlijk monumenten.’ Hoe kijk jij tegen dit thema aan?

“Het thema richt zich op de minder bekende onderdelen van ons monumentenland: het aangelegde en ingerichte erfgoed, in plaats van het gebouwde. Dat is belangrijk, omdat die gegroeide ensembles en artefacten misschien wel meer nog dan de traditionele gebouwen onderhevig zijn aan verandering.”

Kijkend naar de toekomst, voor welke belangrijke opgave staan wij als erfgoedprofessionals?

“Poeh, dat is een vraag met veel kanten. Ik heb natuurlijk zelf een flinke klap van de Belvedere-molenwiek gehad. Dus ik zou zeggen: meedeinen met de maatschappelijke en ruimtelijke dynamiek! Kruip niet te snel in de slachtofferrol en gooi ook niet meteen de kont tegen de krib, maar sta open voor kansen. Meestribbelen, noemen we dat in mijn andere werkkringen.”