Jan Keuken: “Holland op zijn smalst?”

Reliëf voor Victor de Stuers, Kruisherengang 12, Maastricht. Foto:Otter

Wie de afgelopen weken het nieuws heeft gevolgd, kan het niet ontgaan zijn. De geschiedenis herhaalt zich. En dan heb ik het niet over stikstof, boeren of stagnerend nieuwbouwwijken. Ik heb het over de nationale culturele erfgoederen.

De commissie Pechtold heeft zich het afgelopen jaar gebogen over het behoud van Nationaal cultureel erfgoed. Dit onder andere naar aanleiding van een verkochte tekening van Rubens begin dit jaar door Prinses Christina. Hoe dit in de toekomst te voorkomen?

Er is een register van beschermde cultuurgoederen. Hier staan ruim 700 voorwerpen in die Nederland belangrijk genoeg vindt om door de al bestaande erfgoedwet te laten beschermen. Een voorwerp dient onvervangbaar en onmisbaar te zijn voor het Nederlands cultuurbezit.

Daarnaast moet het een bijzondere cultuurhistorische of wetenschappelijke betekenis hebben of van uitzonderlijke schoonheid zijn. Dat betekent onder andere dat ze niet zomaar aan het buitenland verkocht mogen worden. Zoals we begin dit jaar zagen, maakt dit dus dat de goederen die niet op deze lijst staan, eigenlijk vogelvrij verklaard worden.

U herinnerd zich vast ook nog wel de nieuwsberichten over de aankoop van het Rembrand Tweeluik Maartjen & Oopjen. Uiteindelijk resulteerde dit na veel geschraap en onderhandelen tot een duo aankoop met Frankrijk. Er is niets nieuws onder de zon, Nederlanders vinden over het algemeen kunst en cultuur prima, maar niet als het te veel geld kost. Wat is te veel? U mag het zeggen.

Het is misschien prettig om te constateren dat we op het gebied van kunst niet echt nationalistisch zijn. Van alle grote Hollandse meesters hangt het meeste werk niet in Nederland, een enkele tijdelijke tentoonstelling daargelaten, maar zijn deze werken in de loop der eeuwen naar buitenlandse musea verdwenen. In de Tweede Wereldoorlog maakten de kunstrovers onder leiding van Hermann Göring het er niet beter op.

Ik ben benieuwd wat uiteindelijk de gevolgen van de commissie Pechtold voor het Nederlandse Culturele erfgoed zullen zijn. De keuze voor Pechtold lijkt me gezien zijn achtergrond een verstandige, al hoop ik niet dat de commerciële inslag van de oud-veilingmeester al te veel invloed zal hebben. Wel heb ik een aanbeveling en een leestip voor Alexander Pechtold.

Als goed ingevoerde in de Culturele geschiedenis van Nederland kent hij vast en zeker de brandbrief die Jonkheer Victor de Stuers schreef in 1873. Hij publiceerde onder de titel “Holland op zijn smalst” een opzienbarend artikel in het literaire tijdschrift De Gids. De energieke de Stuers, destijds advocaat bij de Hoge Raad, is een fel voorstander van staatsbemoeienis met de cultuur.

Zijn artikel vormt een vlammend protest tegen de verwaarlozing van het Nederlandse cultuurgoed. Hij trekt vooral ook aan de bel over de Hollandse Meesters die steeds meer naar het buitenland verdwenen. Dit omdat er eigenlijk niets geregeld was met betrekking tot Nederlands cultureel erfgoed. De Nederlandse overheid wilde graag voor een dubbeltje op de eerste rang zitten, en liet de bescherming van cultureel erfgoed over aan steden en vermogende particulieren.

Ook maakt De Stuers zich ernstig zorgen over de slechte staat van de musea in het land. Zijn noodkreet vindt weerklank, en een van de gevolgen ervan is de bouw van het nieuwe Rijksmuseum, dat in 1885 werd geopend.

Zijn artikel luidt het begin in van een groeiende overheidsbemoeienis met de cultuur en de monumentenzorg. Hij is te beschouwen als de grondlegger van “Nederlandse monumentenzorg”.

Laten we hopen dat de commissie Pechtold met zijn aanbevelingen uiteindelijk net zo veel invloed heeft als de brandbrief van Victor de Stuers destijds. Ik zou zeggen, beste meneer Pechtold, lees het artikel uit ‘De Gids’ van November 1873 nog eens rustig in zijn totaliteit door. U heeft er al iets van genoemd in uw verslag. Maar het is verrassend actueel in zijn compleetheid.

Laten we hopen dat Nederland inmiddels wat breder is geworden.