Vijf vragen aan… Alexander van de Bunt over diversiteit in de archeologie

De dans van de Bacchanten, geschilderd door Charles Gleyre in 1849 – Links bij de pilaar is een ‘galli’ priester(es) weergegeven.

In de rubriek ‘Vijf vragen aan…’ stelt de redactie van de Erfgoedstem vijf vragen aan prominente of opvallende mensen in de sector. Deze keer is dat Alexander van de Bunt, archeoloog bij Landschap Erfgoed Utrecht en schrijver van het boek ‘Wee de overwonnenen. Germanen, Kelten en Romeinen in de Lage Landen’. 

Wie ben jij?

Mijn naam is Alexander van de Bunt (33). Ik ben werkzaam als archeoloog bij Landschap Erfgoed Utrecht, waar ik me bezighoud met de Romeinse Limes in de provincie Utrecht, het Meldpunt Archeologie – Portable Antiquities of the Netherlands (PAN) en het schrijven van publieksartikelen op het verhalenplatform UtrechtAltijd.nl. Naast mijn baan ben ik ook actief als fotograaf en schrijver; in 2020 verscheen mijn eerste boek ‘Wee de overwonnenen – Germanen, Kelten en Romeinen in de Lage Landen’. Begin dit jaar werd ik verrast met de bijzondere eer dat mijn boek was genomineerd voor de Homerusprijs 2021. En inmiddels staat het volgende boek alweer op de planning, want er zijn nog verhalen genoeg!

Op de Erfgoeddag 2021 van Landschap Erfgoed Utrecht gaf jij een lezing over gender en diversiteit. Dat zijn hippe onderwerpen, maar waarom zijn zij ook belangrijk in de archeologie?

Het onderwerp intrigeert mij al jaren, omdat ik zelf van mening ben dat de traditionele rollen van mannen en vrouwen ons beperken. Dat is ook de reden dat ik hier regelmatig onderzoek naar doe en wat mij betreft heeft de archeologie ook zeker een groot belang bij dit onderwerp. Want juist in de archeologie komen we aan de hand van vondsten en ontdekkingen in aanraking met een veelvoud aan verhalen over gender, genderexpressie, seksualiteit, identiteit, etniciteit, migratie, enzovoorts. 

Ten eerste gaat het om de realisatie dat de geschiedenis in grote lijnen is bepaald door (roemrijke) mannen. Dit komt met name in de geschreven antieke bronnen ten uiting, op een enkele uitzondering daargelaten, waarbij vrouwen, kinderen, slaven, vrijgelatenen wel worden genoemd, maar dan vaak in de context of de schaduw van deze befaamde mannelijke personen. Ten tweede is het merendeel van de geschreven bronnen opgetekend door mannen, die daarbovenop ook nog hun eigen politieke agenda erop nahielden. Hierdoor is ons beeld van het verleden gekleurd en niet vrij van eigentijdse contrasten. 

Kortom, ons beeld van het verleden is vooral wit, patriarchaal en mannelijk dominant. Ditzelfde zie je ook terug in onze eigen hedendaagse cultuur, want die is heteronormatief. Anders gezegd, de maatschappelijke representatie is naast mannelijk en wit ook hetero. Als je het er niet expliciet bij zegt of -zet, gaan we ervan uit dat mannen heteromannen zijn en vrouwen heterovrouwen, en vooral met niks ertussen. Oftewel, waar zijn die grijze gebieden? Zowel nu als in het verleden?

Ditzelfde zie je ook terug in de archeologie. Zo kennen we bijvoorbeeld in grafveldonderzoek objecten die we aan mannen toeschrijven, zoals bijlen, zwaarden, schildknoppen en voorwerpen die we als vrouwelijk typeren, zoals spiegels, kettingen, armbanden, haarnaalden en andere sieraden. In het verleden werden rijke of vorstelijke graven vaak toegeschreven aan mannen. Dit is een erg binair en sterk gereduceerd wereldbeeld, maar gelukkig zie je hier de laatste jaren een kentering in komen. Door oud archeologisch materiaal opnieuw te bekijken of door de toepassing van nieuwe DNA-technieken, blijkt een deel van wat getypeerd werd als ‘mannengraf’ eigenlijk aan een vrouw toe te behoren. Een goed voorbeeld hiervan is een krijgersgraf in Birka wat in 1878 werd ontdekt. Pas in 2017 werd via DNA-onderzoek bevestigd dat hier een vrouw in lag. 

Schets van het krijgersgraf (Bj 581), getekend door Hjalmar Stolpe in Birka en gepubliceerd in 1889 – sinds de jaren 70 bestonden twijfels over het geslacht, gender en de identiteit van de begravene. Door DNA-onderzoek werd in 2017 bevestigd dat het om een vrouw ging.

Dat wij dit als controversieel beschouwen zegt meer over ons dan het verleden. Kennelijk kwam het bij experts en archeologen in de 19e en grote delen van de 20e eeuw niet op dat een dergelijk graf met wapens ook aan een vrouw kon toebehoren. Of hadden ze gewoonweg moeite met vrouwen in een leiderschap of krijgersrol. Wellicht waren vrouwen wel in sommige periodes en regio’s wel autonomer en vrijer in hun sociale rol dan we tegenwoordig vaak denken. Dit gaat dan bijvoorbeeld alleen nog maar over de scheiding tussen man en vrouw, met vaak een sterke nadruk op de man. Hetzelfde geldt voor zaken als genderdiversiteit/queer en verschillen in seksuele voorkeur; daar hoor en lees je nauwelijks iets over. 

Bij het Meldpunt Archeologie kom ik vaker vondsten tegen die je uitdagen nog eens na te denken over traditionele gendercategorieën. Zo kwam in 2019 een black-posy ring uit de Late Middeleeuwen aan bod. Op basis van de Franse inscriptie aan de binnenzijde, met voornamelijk mannelijke uitgangen en afkortingstekens, is het mogelijk dat de ring door een man aan een andere man is gegeven – maar hiervan zijn ons geen andere voorbeelden bekend. Een jaar eerder deden we onderzoek naar een godenkopje van Silenus, dat vermoedelijk onderdeel is geweest van een rituele Romeinse castratietang voor mannen, waarvan we weten dat ze na castratie de vrouwelijke identiteit aannamen (beter bekend als galli). Misschien was de gendercrossing onderdeel van de Romeinse mysteriecultus van Kybele of Bacchus. 

De dans van de Bacchanten, geschilderd door Charles Gleyre in 1849 – Links bij de pilaar is een ‘gallo’ priester(es) weergegeven.

Door hier meer aandacht aan te besteden, kom je tot nieuwe vragen en een breder, rijker geschakeerd inzicht van het verleden. Tegelijk is er het besef dat in feite elke interpretatie van het verleden niet goed mogelijk is en elke representatie in de vorm van verhalen en afbeeldingen meer een afspiegeling is van onze huidige tijd dan die van het verleden.

Hoe is het om juist als ‘witte man’ onderzoek te doen naar gender en diversiteit?

Ik associeer mijzelf niet zozeer met de ‘witte man’, maar ik snap wel dat mensen mij zo zien. Desondanks is dat slechts mijn buitenkant, terwijl ik juist veel waarde hecht aan mijn karaktertrekken die de maatschappij meer als ‘vrouwelijk’ ziet. Daarnaast gaat het bij gender en diversiteit in de archeologie meestal niet over het koloniale verleden, zoals door de vraag lijkt te veronderstellen.

Wel realiseer ik me maar al te goed dat ik als wit (mannelijk) persoon van voorrechten geniet die niet per se ook voor andere groepen in de samenleving gelden. Hierbij kan je denken aan het feit dat er naar mij sneller geluisterd zal worden dan naar een vrouw van kleur. Veel mensen staan er niet bij stil, maar ik vind dat ik dit privilege ten goede moet gebruiken om deze belangrijke thema’s en bovengenoemde misinterpretaties van het verleden op de agenda te zetten, want dit gaat ons allen aan. Archeologie kan hierin een belangrijke rol vervullen, zonder politiek correct te willen zijn.

Daarnaast is onze identiteit opgebouwd uit vele facetten, zoals ons geboortegeslacht, waar we vandaan komen, onze genderexpressie, onze seksuele voorkeur, enzovoorts. Al deze facetten maken deel uit van wie wij zijn. Dit is zowel actueel in onze hedendaagse samenleving als die in vroegere samenlevingen. 

Wat zou je graag bereiken op het gebied van gender en diversiteit in de archeologische sector?

Vanuit mijn beroep als (publieks)archeoloog bevind ik me vooral in het publieke domein. Daar heb je constant te maken met beeldvorming en met keuzes welk verhaal je als archeoloog vertelt. Daarnaast hebben we te maken met beeldvorming uit ons recente verleden, die tegenwoordig nog steeds voor een groot deel bepalen hoe we naar het verleden kijken. Het beeld wat hieruit naar voren komt is erg hardnekkig, maar niet echt meer van deze tijd.

Neem bijvoorbeeld de oude schoolplaten over de prehistorie met mannen die jagen en vrouwen die koken en achterblijven bij de kinderen. Een stereotype beeld dat wij ook kennen van de jaren vijftig van de 20e eeuw. Van de prehistorie hebben we slechts archeologische vondsten, dus we kunnen alleen maar speculeren over de mensen van toen. Die prenten zeggen meer over onszelf dan dat ze een juiste weergave zijn van deze wereld uit het verre verleden. We doen er goed aan om te onderzoeken hoe het ´echt’ zit. Archeologie is een tool in handen van denkende en communicerende mensen. Niet de archeologie is ertoe in staat, het zijn de mensen die het doen.

Bovenal is dit prehistorische verleden ook erg wit vormgegeven, terwijl recent DNA-onderzoek uitwijst dat veel jager- verzamelaars populaties in de prehistorie vaak een donkere huid hadden, donker haar en blauwe ogen. Denk aan de Cheddar Man in Engeland (ca. 7100 v.Chr.), het meisje Lola in Denenmarken (ca. 3700 v.Chr.) en Trijntje in Nederland (ca. 5000 v.Chr.). Toch werd in 2019 voorbijgegaan aan deze nieuwe inzichten bij de herijking van de historische geschiedeniscanon van Nederland door zich te verhouden tot de klassieke beeldvorming van de prehistorie. Een gemiste kans wat mij betreft.

Met mijn pleidooi wil ik een lans breken voor een inclusievere beeldvorming van het verleden. Met meer oog voor zaken als seksualiteit, genderexpressie, identiteit, etniciteit en migratie. Ook moeten nieuwe wetenschappelijke ontdekkingen sneller hun weg vinden in de maatschappij (onderwijs/educatie) en publiekspresentaties (musea/televisie/illustraties/boeken). Door dit soort zaken mee te nemen is ons verhaal, zal je zien dat het verleden vele malen complexer, interessanter en diverser is dan we vaak denken. Het zijn andere werelden met hun eigen normen en waarden. Daarnaast moeten ook accepteren dat we bepaalde zaken nooit zeker zullen weten, maar dat is juist de charme van het vak. 

Wat zou de (gebouwde) erfgoedsector kunnen leren van de archeologische aanpak van gender en diversiteit?

Een belangrijk onderdeel van diversiteit is dat je nieuwsgierig bent naar het andere, in jezelf en je omgeving. Maar ook op het gebied van waarden, denken, spreken en doen. Binnen de archeologie zien we vaak dat samenlevingen in het verleden ook al vrij divers waren. Ook kan je die diversiteit vaak alleen waarnemen als je zelf divers bent of hiervoor open staat. Anders interpreteer je recht wat krom is. De archeologie is veel gevallen zo wit en hetero als het maar kan en is er weinig aan diversiteit te bekennen. Zowel op de werkvloer als in de verhalen die over het verleden verteld worden. Dat mag wat mij betreft anders. 

Om te beginnen met een betere representatie van de LBTQA+ en etnische groepen binnen het werkveld, als wel een open houding naar publiekspresentatie en onderzoek waarbij we worden uitgedaagd buiten de traditionele gendernormen te denken. Dit zou ik ook graag terug willen zien in (archeologische) musea, tentoonstellingen, boeken en documentaires. In Engeland lijken ze de smaak in ieder geval al te pakken te hebben. 

In onze eigen samenleving, met name de jongere generatie, zien we dat ons blik op hedendaagse of traditionele gendernormen en man-vrouw verhoudingen aan het veranderen is. Wanneer we als publieke, beleidsmatige en wetenschappelijke instellingen in het publieke domein, onszelf niet weten te verhouden tot die langzame verandering in genderexpressie en de representatie daarvan, verliezen wij gezamenlijk aan relevantie. Anders zullen we een bredere blik op ons verleden missen en wellicht zelfs de connectie met een jongere generatie, die zich niet meer herkend in het erfgoed en archeologische aanbod, verliezen. Oftewel, het verleden is niet een binair gereduceerd beeld, maar één met een breed spectrum met een veelheid aan genderexpressie en diversiteit.