Vijf vragen aan: Minister Ingrid van Engelshoven van OCW

Minister Van Engelshoven
Minister Van Engelshoven Foto: Rijksoverheid

In de rubriek ‘Vijf vragen aan…’ stelt de redactie van de Erfgoedstem vijf vragen aan prominente of opvallende mensen in de sector. Deze keer is dat Minister Ingrid van Engelshoven van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Had u al wat met erfgoed voordat u minister werd?

Jazeker. Ik houd van lange wandelingen. En als je wandelt in Nederland, dan zie je hoe rijk ons land is aan erfgoed. Dat is het voordeel van een vlak land: je kunt ver kijken. Waar je ook bent, altijd is er wel een kerktoren, een buitenplaats of een agrarisch monument te zien.

Waar bent u trots op?

Ik ben ontzettend trots dat dit kabinet voor het eerst in jaren weer investeert in cultuur. Voor erfgoed en monumenten is in totaal € 325 miljoen beschikbaar. Over de precieze verdeling kan ik nog niet veel zeggen, zoals u begrijpt. Ik ga dat nu uitwerken. Maar duidelijk mag zijn dat ik het beste voor heb met erfgoed en monumenten. Ik wil dat toekomstige generaties ook nog kunnen genieten van ons erfgoed.

Wat is u tot nu toe het meest opgevallen in de erfgoedsector?

In mijn tweede week als minister was ik te gast op het Monumentencongres in Leeuwarden. Dat voelde als een warm bad. Tijdens dat congres heb ik al een hoop mensen de hand geschud en daarbij viel me vooral het enthousiasme en de passie van al die vrijwilligers en professionals op. Iedereen was het er volgens mij over eens: erfgoed is van onschatbare waarde. Ik zie er naar uit om me de komende tijd meer te verdiepen in de erfgoedsector. Ik luister graag naar wat jullie me willen meegeven voor de uitwerking van het Regeerakkoord.

Welk accent wilt u de komende periode leggen?

Ik wil graag monumenten en historische plaatsen meer toegankelijk maken voor publiek. Haal die bezoekers binnen. Laat scholieren in aanraking komen met ons gezamenlijk verleden. Dat kan door monumenten open te stellen, maar ook door gebruik te maken van digitalisering. Ik vind het bijvoorbeeld geweldig dat je tegenwoordig online door monumenten, ook in andere landen, kan struinen. Dat sluit ook goed aan bij het advies van een jongerendenktank over hoe jongeren meer betrokken kunnen worden bij de zorg van erfgoed. Het advies was eenduidig: gebruik social media!

Welke ontwikkeling moeten wij in de gaten houden?

Op dit moment is het beperken van de klimaatverandering een van de belangrijkste maatschappelijke ontwikkelingen. Dat vergt een omslag voor de hele samenleving. Ook voor de erfgoedsector heeft dit gevolgen. Monumenten staan voor grote uitdagingen om te zorgen dat hun gebouwen minder energie gebruiken. Bij renovatie of herbestemming moet er beter gekeken worden naar mogelijkheden om energie te besparen. Dat is een uitdaging, want het vergt veel creativiteit om de cultuurhistorische waarde in tact te houden.

  1. L.S.,
    Ik adviseer de jeugd niet naar het erfgoed te brengen, maar het erfgoed naar de kinderen. Dat kun je doen door de kinderen door ervaren en op erfgoedgebied inhoudelijk deskundige leerkrachten op lokale schaal ‘missiewerk’ te laten doen. Meenemen naar het Rijksmuseum heeft m.i. amper zin: de kinderen zijn totaal uit hun doen en herinneren zich achteraf vooral de trein, de drukte van Amsterdam en eventuele ongelukjes, e.d. En de Nachtwacht blijft ondertussen een ‘ver-van-hun-bed-vertoning’.

    Ik was zelf destijds zelf zo gelukkig (als arbeiderskind uit Haarlem) op een lagere school in Bloemendaal van gastleraren een reeks lessen te krijgen in ‘heemkunde’; de naam van de docent weet ik niet meer. Wel herinner ik me dat het een jonge, bevlogen man was, die zich fantastisch in de (fysieke) belevingswereld van 11/12-jarigen kon inleven. Hij bracht ons onder meer ruimtelijk inzicht bij, op een heel wat effectiever manier dan door het erin stampen van plaatsnamen. Daarnaast kwamen verschillende, toen bekende auteurs op school langs om de leerlingen op literair sleeptouw te nemen. Ik herinner me met zekerheid Godfried Bomans, Bertus Aafjes en Michel van der Plas. Het waren schrijvers die met een tamelijk luchtig oeuvre de boer opgingen en zo zichzelf en hun gehoor een dienst bewezen.

    De belangrijkste voorwaarde voor een reprise van een dergelijk programma is: de docenten moeten kunnen vertellen op kinderniveau en verder moeten ze uiteraard goed kunnen improviseren. En bovendien zullen ze behoorlijk onderlegd moeten zijn op diverse terreinen van het lokale erfgoed en van de cultuur(historie). Tot slot: de eigen klassendocent is niet degene die het meest geschikt is voor deze taak, al was het maar omdat zij/hij zelf niet als onbeschreven blad voor de groep leerlingen staat: ze weten immers precies wie het kind van de dokter is en wie er Achmed heet.

    Een welgemeende groet.

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

We hebben zorg genomen om alle rechthebbenden voor hier gereproduceerde foto's te traceren, soms evenwel zonder succes. Iemand die in dit opzicht meent rechten te hebben wordt vriendelijk verzocht om contact op te nemen met de redactie van de Erfgoedstem.