De rechter heeft gesproken. De bouw van een souterrain in de Nieuwe Kerk van Delft kan doorgaan zonder dat alle graven in en buiten de kerk archeologisch onderzocht hoeven worden. Archeologen zijn ontstemd, omdat de verstoorder, die volgens de wet onderzoek en een eventuele opgraving dient te betalen, nu ineens lijkt te bepalen hoeveel hij betaalt. En dus wat er onderzocht wordt. Klopt dat?
Eerst nog maar eens de zaak op een rij. De Protestantse Gemeente Delft, eigenaar van de Nieuwe Kerk, wil de kerk gaan exploiteren. Alleen zo denkt ze het onderhoud van de kerk te kunnen blijven betalen. Om ruimte en voorzieningen voor evenementen te creëren zullen de vaste banken in het middenschip vervangen worden door losse stoelen en moeten er zaken als toiletten, een keuken en ontvangstruimten komen. In totaal gaat het om een oppervlakte van 550 vierkante meter, verdeeld over de twee verdiepingen onder de grond. Het souterrain komt deels onder de kerk en deels onder de kerktuin.
Verdrag van Malta
Aanleg van de kelder betekent dat in en naast de kerk ruim 2100 graven uit de periode 1400-1800 geruimd zullen moeten worden. De kerkgemeente weet zelf ook wel dat zoiets niet zo maar kan en dat daar archeologisch onderzoek aan vooraf zal moeten gaan. Dat is een gevolg van het door Nederland geratificeerde Verdrag van Malta uit 1992. In Nederland is het zo geregeld dat de verstoorder dergelijk onderzoek moet betalen.
Toch besloot B&W van Delft in maart 2015 een vergunning af te geven. Het archeologisch belang moest wijken, lieten ze weten, omdat de ondergrondse ruimten nodig zijn om de kerk in stand te kunnen houden, en omdat de kerk veel toeristen trekt en dus een belangrijke economische factor is. In een moeite door kreeg de gemeentelijk archeoloog te horen dat hij zich niet in het openbaar over de zaak mocht uitlaten.
De aanleg van het souterrain was niet het enige bouwplan in de Nieuwe Kerk. Er was ook besloten om de koninklijke grafkelder uit te breiden. Hier gold het Rijk als verstoorder. Na advies van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) werd besloten om ongeveer driehonderd graven uit de hogere klassen van Delft allemaal op te graven en archeologisch te onderzoeken. Kosten ongeveer 400.000 euro.
Twee cultuurhistorische belangenverenigingen, de Vereniging van Vrijwilligers in de Archeologie (AWN) en de Oudheidkundige Werkgemeenschap Delft (OWD), protesteerden tegen deze gang van zaken en gingen naar de rechter. In juli vorig jaar schorste de voorzieningenrechter voorlopig de door de gemeente Delft afgegeven bouwvergunning, met name omdat de belangenafweging overwegend leek te zijn ingegeven door de financiële mogelijkheden van de Protestantse Gemeente.
Discretionaire bevoegdheid
In januari was de rechtszaak en 15 februari deed de rechter uitspraak: gemeenten hebben in dit soort gevallen discretionaire bevoegdheid, de gemeente Delft heeft zoals het hoort de verschillende belangen afgewogen en mag daarom toestemming geven voor de bouw van het souterrain zonder dat alle te ruimen graven wetenschappelijk worden onderzocht.
Hoewel er een kans is dat de AWN en de OWD nog in hoger beroep gaan, is er juridisch gezien weinig op de uitspraak aan te merken. Staatssecretaris Medy van der Laan zei het in de memorie van toelichting op de wet voor de archeologische monumentenzorg zo: ‘Dit wetsvoorstel verplicht overheden niet tot het beschermen van het archeologisch erfgoed onder alle omstandigheden. B en W mogen het besluit nemen dat zij bepaalde archeologische waarden niet van belang vinden en dat zij om die reden geen publiek geld zullen aanwenden voor behoudsmaatregelen.’ En: ‘Gemeenten en provincies hebben in het door de regering voorgestelde stelsel volledige vrijheid om naar eigen inzicht (financieel en beleidsmatig) vorm te geven aan de archeologische monumentenzorg binnen hun gemeente of provincie.’
Toch valt over de gang van zaken, de rechtszaak en de betekenis van de zaak nog een en ander op te merken.
1) Uit het feitenoverzicht bij de rechtszaak blijkt dat de RCE op 20 januari 2015 positief heeft geadviseerd met betrekking tot beide kelders. Met één kleine kanttekening: dat er bij de aanleg van het souterrain goed gelet moest worden op documentatie van de bouwhistorische waarden. Dus wel goed letten op eventuele vroegere fases van de kerk, maar geen woord over de graven en hun archeologische waarden. Dat doet aan vroeger denken toen er aparte rijksdiensten waren voor archeologie en gebouwde monumenten. Zelfs al is officieel alleen het kerkgebouw rijksmonument (nr. 11872), toch had de RCE ook wel iets over de omgang met de graven mogen zeggen. (In hoeverre het wel of niet vreemd is dat oude graven plaats moeten maken voor toekomstige Oranje-graven en dat een uitverkoren deel van de Oranjes zijn eigen graf niet hoeft te betalen, laat ik even buiten beschouwing.)
3) Het zal best dat de gemeente Delft de verschillende belangen heeft afgewogen, maar het zou mij niet verbazen als de uitkomst allang vaststond. De burgemeester en zijn wethouders waren in dit geval nauwelijks in de archeologie geïnteresseerd. Een goede relatie met de Protestantse Gemeente, een financieel aantrekkelijke exploitatie van de kerk en de toeristen die voor de kerk komen en niet voor een paar botten waren voor hen bij voorbaat veel belangrijker.
4) Ik denk dus net als veel archeologen dat de verstoorder, die in dit geval maar 300.000 euro wilde betalen, heeft bepaald wat er ging gebeuren. Maar die situatie bestaat al lang. Voorafgaand aan iedere opgraving wordt er onderhandeld over de prijs en doet de verstoorder er alles aan om de prijs te drukken. Het feit dat de archeologische bedrijven onder bepaalde prijzen zijn gaan werken, geeft ook al aan dat verstoorders niet alleen betalen, maar ook veel bepalen. De opgraving van het Trechterbekergrafveld bij Dalfsen is er een voorbeeld van. De gemeente, die nu zo trots is op het resultaat, heeft er eerst alles aan gedaan om de archeologen zo min mogelijk en voor een zo laag mogelijke prijs te laten graven.
6) De essentie van het Verdrag van Malta heet het behoud van het erfgoed in de bodem te zijn. Het veroorzaker betaalt-principe is mede in het leven geroepen om te zorgen dat er een financiële prikkel zou zijn om bij bouwprojecten op zoek te gaan naar alternatieven die én het bodemarchief zouden sparen én goedkoper zouden zijn dan opgraven. Is in dit geval wel goed naar een alternatief gekeken? De rechter draaide de boel een beetje om en vroeg de AWN en de OWD om een alternatief. Zij stelden een bovengrondse oplossing voor, maar omdat de gemeente liet weten dat zo’n oplossing op aanzienlijke bezwaren van omwonenden zou stuiten en verstoring van het rijksmonument zou betekenen, oordeelde de rechter dat de AWN en OWD niet aannemelijk hadden weten te maken dat er een gelijkwaardig alternatief bereikt kon worden waaraan minder bezwaren zouden kleven. Maar de rechter had de gemeente moeten vragen welke alternatieve plannen waren bedacht.
Met dank aan Toebosch’ Eigen Tijdschrift, de website van journalist en schrijver Theo Toebosch met artikelen over archeologie, erfgoed, oudheid en geschiedenis.
Benieuwd naar alle artikelen van Toebosch’ Eigen Tijdschrift? Neem een abonnement voor 20 euro per jaar.