Blinde Uil. Reactie op column Vincent van Rossem

Het Nieuwe Instituut, Rotterdam Foto: Het Nieuwe Instituut

Vanaf 1993 is de afdeling erfgoed, eerst binnen het NAi en nu binnen Het Nieuwe Instituut, voortvarend geprofessionaliseerd. Een proces dat onlangs heeft geleid tot een nationale erfgoedstatus van het archief. Hierdoor is de financiering van dit een na grootste archief van Nederland niet langer afhankelijk van de huidige vierjarensystematiek. Het collectieve geheugen van de architectuur en stedenbouw is vanaf nu veiliggesteld en het belang hiervan in de wet verankerd.

Een dergelijke erkenning kan alleen als bijvoorbeeld een acquisitiebeleid zorgvuldig tot stand is gekomen en het archiefbeheer voldoet aan de eisen van de rijksoverheid. Illustratief voor het archiefbeheer en daaraan verbonden behoud- en beheerplan is bijvoorbeeld het Duiker-archief dat in 2013 is ontsloten, geconserveerd en gedigitaliseerd, mede op basis van de regeling Metamorfoze. Binnenkort wordt ook een deel van het Van Eesteren-archief – een archief, dat Van Rossem trouwens goed kent – verder ontsloten door restauratie van de meest kwetsbare delen en digitalisering. De omschrijving van Van Rossem dat het archiefbeheer zou zijn verouderd, is dan ook verbazingwekkend voor iemand die als gebruiker op zijn minst als ervaringsdeskundige mag worden gekenmerkt.

Het (voormalig) NAi en Het Nieuwe Instituut zijn inderdaad niet als eerste met digitalisering begonnen, maar dat de ‘digitale revolutie’, zoals Van Rossem dat omschrijft, aan beide instellingen voorbij zou zijn getrokken is onjuist. De voorzichtige werkwijze van het voormalig NAi kan in retrospectief eerder als een zege worden opgevat. Overbekend zijn immers de verhalen van overheids- en culturele instellingen die te vroeg en te snel keuzes hebben gemaakt om nu te worden geconfronteerd met een snel verouderende technologie en een haperende infrastructuur. Digitalisering is bovendien niet alleen een technologisch, maar ook een maatschappelijk vraagstuk; wat wordt bewaard, wat dient direct voor onderzoek ontsloten en welke standaarden dienen in nauwe afstemming met het veld te worden ontwikkeld, zodat publieke middelen met de uiterste zorgvuldigheid kunnen worden aangewend. Snelheid is met andere woorden niet altijd op zijn plaats, zelfs als daarmee de waardering van de heer van Rossem onder druk komt te staan. Van groter belang is een zorgvuldige afstemming en samenwerking met de vereiste en ter zake kundige partijen als Netwerk Digitaal Erfgoed (NDE), Nationale Coalitie Digitale Duurzaamheid (NCDD), Nationale Coalitie Digitale Duurzaamheid (CCDD) en Digitaal Erfgoed Nederland (DEN), etc. etc.

Los van die initiële voorzichtigheid heeft het digitaliseringsbeleid een half jaar geleden tot het nieuwe zoekportaal collectie online geleid; zoeken.hetnieuweinstituut.nl. Hierdoor is het mogelijk op basis van één opdracht de archieven, objecten en de bibliotheek te doorzoeken. De bijna 140.000 beelden die aan de respectievelijke beschrijvingen zijn gekoppeld maken nu ook onderzoek thuis en op locatie mogelijk en het studiecentrum is niet langer de enige plek waar de collectie kan worden bestudeerd. Voor iedereen die is geïnteresseerd in meer dan een mening, is een bezoek aan de nieuwe portal aan te raden. Al was het alleen vanwege de huidige kwaliteit van de beelden van de verschillende tekeningen en de maquettes, die nu van alle kanten en in hoge resolutie te bekijken zijn. Deze beelden zijn trouwens ook te bestellen en te downloaden omdat al in 2013 is besloten geen gebruikrecht meer te heffen om zo onderzoek te stimuleren en het gebruik laagdrempelig te maken.

De lancering van het nieuwe zoekportaal, dat eveneens een van de grootste archieven van digitaal materiaal op het terrein van architectuur en stedebouw ter wereld ontsluit, is trouwens bijzonder succesvol. Het aantal unieke bezoekers was de eerste twee weken na lancering meer dan 10.000 en heeft – naast het belang voor universiteiten en andere kennisinstellingen – onverwacht geleid tot een aanzienlijke groei van gebruikers van de studiezaal van Het Nieuwe Instituut om daar verder onderzoek te doen. Waarbij opgemerkt dient te worden dat bijna 25% van die studiezaalbezoekers niet-Nederlands is.
Maar een column moet simpelweg provocerend zijn en Vincent van Rossem moet dan ook gehoor geven aan zijn opdracht en zogenoemde provocatieve opmerkingen plaatsen over directeuren van het voormalig NAi. Ik zal hem als hoofd van de afdeling Erfgoed blijvend wijzen op de feitelijke onjuistheden, die of het resultaat zijn van gebrekkige onderzoek.

Als hij immers de moeite had genomen zich wel naar behoren te informeren had hij kunnen stilstaan bij de richtinggevende positie die Het Nieuwe Instituut inneemt ten aanzien van bijvoorbeeld ‘digital born archieven’; waarbij het dus niet uitsluitend gaat om technische aspecten, maar vooral over
vraagstukken als selectie en waardering, ontsluiting en beschikbaarstelling van digitale bestanden en documenten. Of hij had een kritische blik kunnen werpen op de zogenoemde archiefinterpretaties, waarbij kunstenaars worden gevraagd te reflecteren op de rol en statuur van dit unieke archief. Om nog maar te zwijgen over de verschillende vormen van samenwerking en onderzoek, die vanuit het archief zijn ontstaan, zoals de samenwerking met TU Delft die heeft geleid tot het Jaap Bakema Study Centre of het onlangs gestarte fellowship programma, dat op basis van drie beschikbare fellowships bijna 250 voorstellen uit binnen- en buitenland mocht ontvangen.

En natuurlijk is een archief van een dergelijke grootte nooit klaar, ook nooit afgerond vanuit het perspectief van digitalisering. De middelen ontbreken hier simpelweg voor, bovendien is het publieke debat een belangrijke leidraad, al helemaal als publieke middelen slechts in beperkte mate beschikbaar zijn. Daarnaast, de ontwerpcultuur in Nederland zal altijd aan verandering onderhevig zijn, dat vereist een archiefbeleid dat deze veranderingen ook erkent en vervolgens op basis daarvan evolueert. Columnisten als Van Rossem zouden aan dit debat daadwerkelijk kunnen bijdragen en hebben dan ook een eigen maatschappelijke verantwoordelijkheid, die verder zou moeten reiken dan ongefundeerde kritiek te spuien. Jammer dat er velen in de maatschappij hebben besloten blind te zijn voor de werkelijkheid van vandaag om vervolgens te roepen dat er niks gebeurt!

B. Mousavi
Manager Erfgoed
Het Nieuwe Instituut
17-06-2016