Rijksmuseum van Oudheden ziet toekomst in samenwerking met amateurarcheologen

AMSTERDAM -“Het is een bijzonder collectie” zegt Wim Weijland, directeur van het Rijksmuseum van Oudheden (RMO) over de tentoonstelling ‘100.000 uur archeologie’. De expositie toont de verzameling van amateurarcheoloog Eduard Zuurdeeg. Zuurdeeg heeft naar eigen schatting 100.000 uur van zijn vrije tijd in zijn hobby gestopt, vandaar de titel. De expositie in het Historisch Museum Ede wordt komende vrijdag geopend. Het is een ode aan de amateurarcheologie in Nederland. 

De tentoonstelling laat volgens Weijland -zelf geboren en getogen Edenaar- goed zien “hoe het zou moeten zijn”. De collectie is perfect gedocumenteerd. Veel particuliere archeologische verzamelingen bevatten weliswaar interessante objecten maar zijn niet altijd even compleet waar het de context betreft. Voor archeologen is de vondstcontext, waar en en hoe iets werd aangetroffen, vaak belangrijker dan het object zelf.

Veranderde verhoudingen
Weijland benadrukt dat het er niet om gaat om Zuurdeeg op een voetstuk te plaatsten. “De man weet wel ontzettend veel, wellicht meer dan de meeste professionele archeologen. Daarin is hij een groot persoon. Maar wat er met name wordt geprobeerd in deze tentoonstelling, is naar voren te brengen hoe de verhoudingen zijn veranderd tussen de amateur- en de professionele archeologie.” Een film die op de tentoonstelling draait brengt dat goed in beeld: “40 tot 50 jaar geleden mocht alles nog. In de loop der jaren is dat steeds strenger is geworden. De verhoudingen zijn veranderd. Er zijn steeds meer regeltjes.” Aldus Weijland.

Voorbeeld van samenwerking
Naast de verzameling zelf, is ook de constructie die bedacht is voor de aankoop van de collectie Zuurdeeg (2009) bijzonder. De aankoop van de verzameling is voor 60% gefinancierd door het RMO en voor 40% door de Gemeente Ede. Het Leidse museum zorgt voor de conservering en daarmee is de verzameling rijkseigendom. De gemeente Ede heeft een eeuwigdurend gebruiksrecht voor tentoonstellingen en ander vormen van openbaarmaking.

Het RMO werkt vaker samen met andere musea. Zo is er een samenwerking met het Thermenmuseum in Heerlen, waar later dit jaar een tentoonstelling over de eerste boeren geopend wordt. Op de tentoonstelling zijn ook objecten uit de collectie van het RMO te zien. “Door dit soort samenwerkingen krijgen veel meer mensen de kans om onze archeologische objecten te bekijken. We doen dit in het kader van zogenaamde collectiemobiliteit. Hierdoor eindigen de collecties niet statisch in onze depots, maar zijn ze te zien voor grote het publiek.”, aldus Weijland.

Centrale functie
“In de toekomst gaan we dit vaker doen” zegt Weijland, refererend aan de samenwerking rondom de collectie Zuurdeeg. Het RMO heeft nog steeds een soort centrale plaats in het archeologisch landschap. Hoewel de wijze waarop we dat invullen wel anders is dan vroeger. “Vroeger waren we meer een pleisterplaats. Wanneer mensen vondsten deden, kwamen ze eerst naar ons toe.” Door de nieuwe Wet op de Archeologische Monumentenzorg, is rol van de amateurarcheologen -die Weijland overigens liever ‘verzamelaars’ noemt- danig ingeperkt. Onderzoek mag tegenwoordig alleen nog gedaan worden door bevoegde archeologische bedrijven – ook het RMO zelf bezit geen opgravingsbevoegdheid meer.

Desondanks doet het museum haar best om haar centrale rol te blijven vervullen. “Het RMO werkt nog steeds samen met amateurarcheologen en archeologische werkgroepen. Dat doen we onder andere door actief te helpen bij het tentoonstellen en het beheren en verwerven van privécollecties. Denk bijvoorbeeld aan de Neanderthalerschedel  Krijn, een van de archeologische topstukken in Nederland. Die schedel komt ook uit een privécollectie, is eigendom van een amateurarcheoloog, maar wordt wel regelmatig in het RMO getoond.” Op die manier zijn ook topstukken van verzamelaars op een centrale plek te zien. Daarnaast hebben we zo’n 2000 voorwerpen aan ruim 50 erfgoedinstellingen en musea in den lande in langdurig bruikleen gegeven.” zegt de directeur. “ Zodat de objecten ook in te zien zijn in de regio waar ze gevonden zijn. “

 

The following two tabs change content below.

Caspar Steinebach

Caspar Steinebach (Leiden, 1984) woont in Utrecht. Hij studeerde journalistiek in Zwolle en archeologie in Amsterdam. Sinds 2013 is hij redacteur archeologie bij de Erfgoedstem. Voor TGV Teksten en Presentaties in Leiden deed hij onderzoek naar de beeldvorming van Nederlandse archeologie in de media. In 2014 richtte hij, CultureRoad op, dat zich bezig houdt met culturele producties.

Laatste berichten van Caspar Steinebach (toon alles)