Wie kent ze niet: personen (meestal wat oudere mannen) in diepe concentratie met een koptelefoon en metaaldetector, lopend op stranden, veldjes en grondafgravingen. De professionele archeologie heeft soms gemengde gevoelens bij de “piepers”, die stad en land afstruinen op zoek naar metalen bodemvondsten. De hobbyist, het overgrote deel van de piepers, brengt nauwelijks schade aan het Nederlandse bodemerfgoed toe. Maar een kleine minderheid van piepers deinst er niet voor terug om op (semi) professionele wijze archeologische monumenten en opgravingen te plunderen. Er is namelijk een levendige handel in archeologische vondsten. Overigens verrichten amateurs met veel detectorervaring regelmatig zeer waardevolle assistentie bij opgravingen, omdat zij over meer detectorervaring en bijbehorend “Fingerspitzengefühl” beschikken dan een doorsnee archeoloog.
Zonder vergunning graven naar archeologische vondsten is volgens de Monumentenwet verboden. Wie na het waarschuwingsgepiep van de detector begint te woelen in de grond naar het metalen voorwerp is bezig met een illegale opgraving en daarmee strafbaar. Aangezien aan dit verbod ontkomen kan worden met enige slimme foefjes, hebben sommige gemeenten in hun APV’s stringente bepalingen omtrent metaaldetectors opgenomen. Dit alles met gering dan wel afwezig succes. Erfgoedhandhaving heeft geen prioriteit in het land en het oppakken van brave piepende huisvaders op een achterafveldje al helemaal niet. Schrijver dezes heeft bij het bouwrijp maken van een grootschalig terrein recht voor het hoofdkwartier van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed te Amersfoort op klaarlichte werkdag en in volle zicht diverse malen kleine groepjes piepers te werk gezien zonder dat hen een strobreed in de weg werd gelegd.. eigenlijk wel een (onbedoeld) kostelijk gezicht.
In het Besluit Erfgoedwet Archeologie (BEA) heeft de wetgever eieren voor zijn geld gekozen. Geconstateerd wordt in de toelichting bij dit Besluit dat handhaving een “lastige opgave” is en dat het met het verstoren van het bodemarchief (mits men zich beperkt tot de bovenste laag) ook wel meevalt. Per 1 juli 2016 is er dan ook vrij baan voor de metaaldetectors, mits men zich beperkt tot de bovenste 30 cm van de grond. Vanzelfsprekend mag er niet gepiept worden op (beschermde) archeologische monumenten (rijks/provinciaal/gemeentelijk) en op terreinen waar opgravingen plaats vinden. Ook hebben gemeenten de vrijheid om (gedeelten van) hun grondgebied alsnog tot een verboden zone voor metaaldetectoronderzoek te verklaren.
Zwak punt is de maximale toegestane diepte van 30 cm. Er zal niemand zijn die gaat controleren of een pieper zich wel aan deze maat gaat houden. En wie iets weet van metaaldetectors ziet dat een redelijke metaaldetector al veel dieper dan die 30 cm kan scannen. Daarnaast vereist handhaving dat de plaatselijke politie precies weet waar de beschermde archeologische monumenten liggen: een voor een drukbezette agent vrijwel onmogelijke taak. Zelfs een ervaren gemeentearcheoloog zal in het veld niet in staat zijn de begrenzing van de soms tientallen beschermde terreinen op de meter nauwkeurig aan te geven.
Johan Teters
Laatste berichten van Johan Teters (toon alles)
- Twee deskundigen, twee meningen - 4 september 2017
- Onbestraft verwaarlozen en vernielen - 6 juni 2017
- Landschappen als beschermd dorpsgezicht? - 20 april 2017