Verslag behandeling Erfgoedwet Tweede Kamer

Op dinsdag 2 juni is in de plenaire zaal van de Tweede Kamer de Erfgoedwet behandeld. Het debat, dat tot half één ’s nachts duurde, kende een eerste ronde met opmerkingen uit de fracties, een vervolg met beantwoording van de vragen en behandeling van amendementen en een tweede ronde. Op de tribune waren aan het begin van de avond een kleine 50 geïnteresseerden aanwezig.

Kort verslag door Karel Loeff, directeur van Erfgoedvereniging Heemschut.

In blokken werden de collecties, interieurs en ensembles, mobiel erfgoed en kleinere onderwerpen zoals archeologie behandeld. De VVD begon het debat met een pleidooi voor een verminderde regeldruk. Aangezien er al veel erfgoed in Nederland is aangewezen, dient de burger de laatste beslissing te krijgen over het al dan niet aanwijzen van zijn eigen erfgoed. Hierna beantwoordde de minister vragen en werden amendementen behandeld.

Bij de behandeling van collecties werd er onder andere gesproken over collectiemobiliteit, de rol die van gemeenten wettelijk dient te worden gevraagd en wat nu een ‘redelijk vermoeden van nationaal belang en onvervangbaarheid’ was. De gehele Kamer, met uitzondering van de VVD, vond de huidige tekst hierin nog onduidelijk. Door met name Alexander Pechtold van D66 werd voor een betere bescherming van dit erfgoed gepleit dan nu is opgenomen. De minister rekent echter op het maatschappelijk debat. Een mogelijkheid van beroep bij het afstoten van kunst door het Rijk ziet zij niet zitten. De minister gaf hierop aan dat slechts enkele malen bij werken het afstoten ter discussie had gestaan, waarop door de maatschappij tijdig is gereageerd. Ook gaf zij aan dat de sector goed georganiseerd is met onder andere de LAMO-richtlijn (de afstoting van kunstvoorwerpen uit musea en collecties).

Interieurs en mobiel erfgoed kwamen bij bijna alle fracties aan bod. Mona Keijzer (CDA) brak een lans voor mobiel (varend) erfgoed en hamerde op de inzet én financiële waardering in de BRIM van vrijwilligers. De minister ziet graag een register van roerend erfgoed, maar ziet geen heil in aanwijzen ervan, omdat dit bestuurlijke en privacytechnische problemen oplevert.
Zij wil op basis van het register kijken naar uitzonderingen met betrekking tot de wetgeving, wanneer dat mogelijk is. Zij gaf toe dat het huidige register niet compleet is en wil daarnaast werken aan een lijst met topstukken.

De PvdA, bij monde van Jacques Monasch, wilde een instandhoudingsplicht voor eigenaren. De instandhoudingsplicht, welke in januari op een KNOB-congres was aangekaart, kon op sympathie rekenen en lijkt er vooralsnog te gaan komen.

Het debat ging ook over de vraag of gemeenten en provincies in het belang van bescherming van cultuurgoederen verplicht moeten worden een verordening vast te stellen. Daar wilde de minister niet aan, maar Kamerleden vonden de teksten in de wet nu te vrijblijvend, zeker als het gaat om de beoordeling of objecten die worden afgestoten door gemeenten nu wel of geen rijksbelang vertegenwoordigen en of er dan wel of geen commissie moet komen.

Verschillende Kamerleden gingen verder nog in op het tekort aan aandacht voor jongere bouwkunst. Mevrouw Dik-Faber van de CU pleitte daarnaast vanaf het begin voor opname van het begrip schoonheid in de wet. Zij vond de huidige tekst te technisch.

Uiteindelijk werden de amendementen ingediend. Samen met de amendementen in voorbereiding komen deze uiteindelijk uit op 25 stuks. De minister is een week de tijd gegeven om per brief te antwoorden op de amendementen, vragen en moties. Zij gaf aan de meesten te zullen ontraden. Hierna zal stemming over de wet volgen. De Eerste kamer kan de wet goed- of afkeuren, maar kan geen amendementen maken.