Het aanwijzen van voorwerpen tot beschermde cultuurgoederen

Franeker, Friesland Foto: Johan Teters

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Met de inwerkingtreding van de Erfgoedwet is nogmaals en duidelijker naar voren gekomen dat ook voorwerpen en verzamelingen met een zeer hoge cultuurhistorische waarde bij wet een beschermde status kunnen krijgen (“aanwijzing tot beschermde cultuurgoederen”). Men kan dan denken aan voorwerpen met een waarde vergelijkbaar met de Nachtwacht van Rembrandt, het stokske van Johan van Oldenbarnevelt (waarmee hij in 1619 het Haagse schavot opklom) of aan een zeldzame stoel van Rietveld.

Niemand zal ontkennen dat dergelijke voorwerpen voor het Nederlandse erfgoed een waarde kunnen hebben, die ver boven het belang van een willekeurig gebouwd monument uitstijgt. Het verkopen van dergelijke voorwerpen aan het buitenland, het ondeskundig repareren of het opslaan in erbarmelijke omstandigheden moet dan ook voorkomen worden. Kan men thans verwachten dat door de Erfgoedwet het land verblijd zal worden met vele nieuwe Rijksbeschermde voorwerpen en verzamelingen?

Het antwoord daarop is nee. Uit de wet blijkt dat alleen de echte toppers kans maken op zo’n predicaat (de wet stelt dat de voorwerpen “onmisbaar” en “onvervangbaar” moeten zijn). Daarnaast is in veel gevallen toestemming van de eigenaar nodig. Niet uit de wet, maar wel uit de begeleidende stukken blijkt dat aan te wijzen voorwerpen en verzamelingen bovendien in privaat bezit moeten zijn. Staatsbezit wordt niet aangewezen. Dat maakt dat de vijver, waaruit gevist wordt behoorlijk klein is; temeer omdat de meeste topstukken in privaat bezit al onder de Wet behoud Cultuurbezit werden beschermd.

Voor gemeenten (en provincies) liggen de zaken net wat anders. Dat bepaalde voorwerpen en verzamelingen ook voor lagere overheden van grote betekenis kunnen zijn, lijkt duidelijk. De Erfgoedwet maakt aanwijzing van beschermde cultuurgoederen door gemeenten dan ook niet onmogelijk, maar wijdt er verder niet veel aandacht aan. Op grond van hun eigen verordeningsbevoegdheid staat het gemeente vrij om in de eigen verordening eigen bezit aan te wijzen als beschermd erfgoed. Maar bij het aanwijzen van privaat bezit loopt de gemeente risico.

Wat te denken van een inwoner uit Franeker, die een fraai stadsgezicht van deze Friese stad uit de 18e eeuw in zijn bezit heeft. Wie van de gemeente gaat controleren of het schilderijtje nog netjes aan de muur hangt, beschermd tegen weer en wind? En welke gelden denkt de gemeente voor restauratie en onderhoud beschikbaar te stellen. Ook is het maar zeer de vraag of een rechter toe zal staan, dat voor een dergelijk gemeentelijk belang het eigendomsrecht op een voorwerp drastisch zal worden beperkt als betreffende inwoner tegen aanwijzing protesteert. Het lijkt moeilijk voorstelbaar dat de gemeente Franekeradeel de eigenaar een proces zal gaan aandoen als hij met zijn schilderijtje verhuisd naar Bolsward (gemeente “Zuidwest-Friesland”), hemelsbreed 15 km verderop. Meer dan een papieren -tandeloze- erkenning dat een voorwerp in particuliere handen van groot belang voor bepaalde gemeente of provincie is, lijkt er dan ook niet in te zitten.

The following two tabs change content below.

Johan Teters

Johan Teters is planoloog, milieukundige en historisch geograaf. Hij heeft als erfgoeddeskundige gewerkt bij diverse gemeenten, de provincie Noord-Brabant en bij de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak. Hij werkt nu freelance en heeft zich gespecialiseerd in erfgoedrecht en erfgoed in de ruimtelijke ordening. Daarnaast publiceert hij met enige regelmaat over historische geografie, monumentenzorg en erfgoedrecht.

Laatste berichten van Johan Teters (toon alles)