Boerenkool met halal worst… even voorstellen
De redactie van de Erfgoedstem gaat de komende maanden op onderzoek uit naar culturele diversiteit in de gebouwde erfgoedsector. Aan de hand van brieven nemen reporters Mina en Alma de lezers mee in hun zoektocht.
Amsterdam, 23 juni 2022
Beste Alma,
We breien zo langzamerhand een eind aan onze brievenreeks, maar ik ben nog nieuwsgierig naar één ding. Want we hebben het tot nu toe meerdere malen gehad over de noodzaak van een divers personeelsbestand in erfgoedinstellingen, maar hebben nauwelijks medewerkers gesproken die in het kader van inclusie zijn binnengehaald. Hoe is het voor hen om bij een erfgoedorganisatie te werken?
In een van mijn vorige brieven vertelde Susan Lammers, directeur bij het RCE, dat een aantal medewerkers bij haar organisatie binnen zijn gekomen via het UAF, een stichting die gevluchte studenten en professionals helpt integreren op de arbeidsmarkt. Ik wilde deze RCE-medewerkers spreken over hun werk, en over of zij verschillen zien tussen hoe er naar erfgoed wordt gekeken in hun land van herkomst en hier.
Fahed Ibrahim studeerde aan de Kunstacademie in Damascus, Syrië, en Restauratie in Griekenland. Toen hij in 2014 naar Nederland kwam, had hij moeite om als kunstenaar aan de slag te gaan. Omdat hij werken met kunstobjecten ook interessant vond, ging hij over op plan B: verder met restauratie studeren. Nu werkt hij als onderzoeker bij het RCE aan meerdere projecten, bijvoorbeeld over kleurgebruik op schilderijen. Zijn scriptie ging over de kleur van een jurk op een schilderij van Frans Hals.
Naarmate Ibrahim meer leerde over erfgoed in Nederland, viel het hem op dat wat hier als erfgoed wordt gezien anders is dan hij gewend was. Voorheen associeerde hij vooral archeologie en oude gebouwen met het begrip, maar in Nederland kan moderne kunst ook erfgoed zijn. ‘Soms verwart dit me nog steeds,’ lacht hij.
Maar echt verschillen aanwijzen tussen wat Syrië als erfgoed ziet en wat Nederland als erfgoed ziet vindt hij moeilijk – de contexten verschillen enorm. Al valt hem op dat er in Nederland een objectievere visie op erfgoed is; Syrië ziet alleen bepaalde cultuuruitingen als waardevol, terwijl andere verwaarloosd of vernietigd worden. Ibrahim: ‘Koerden mogen bijvoorbeeld niet hun eigen taal spreken. En een land als Syrië is vooral geïnteresseerd in islamitische kunst en minder in bijvoorbeeld de schilderkunst.’
Plus: veel erfgoed in Syrië is ook nog eens verwoest door IS. ‘En er is een handel aan gestolen kunst op de internationale zwarte markt. Nou zou je daarover kunnen zeggen: als het in Syrië was gebleven, was het kapot gemaakt, dan zouden we het zijn verloren.’ Maar in wiens handen die kunst nu is, wie ervan profiteert en of het ooit terugkomt op de plek waar het vandaan komt is natuurlijk moeilijk te zeggen.
Een ander land dat kampt met verwoest erfgoed is Afghanistan. Belqis Hayatullah, medewerker verwerker en behandeling wettelijke taken bij RCE: ‘De Taliban weet niet wat erfgoed is. Ze hebben bijvoorbeeld twee grote monumenten in de provincie Bamiyan kapotgemaakt.’ Hayatullah vindt het net zoals Ibrahim ook moeilijk om de erfgoedvisie van haar geboorteland Afghanistan te vergelijken met wat we in Nederland als erfgoed zien. ‘Het is daar al veertig jaar oorlog, zo’n land kun je niet vergelijken met een land als Nederland.’
Voor ze bij RCE kwam werken, had Hayatullah zich niet heel erg in erfgoed verdiept. ‘Maar door alles wat ik hier tegenkwam besefte ik: wow, wij hebben ook veel monumenten in Afghanistan! Al worden die dus misschien niet goed bewaard.’ Ze was altijd al geïnteresseerd in geschiedenis, maar studeerde in Afghanistan rechten. Die studie doet ze nog steeds, maar sinds kort is het voor haar duidelijk: ze wil meer richting erfgoed.
Voor Ibrahim en Hayatullah heeft erfgoed nieuwe betekenissen gekregen vanwege het werk dat zij hier doen. Wat hun verhalen illustreren is dat, zodra je context verandert, je blik op een bepaald begrip verandert. Logisch natuurlijk. Het is ook waar onze hele briefwisseling over ging: welke nieuwe contexten kunnen we toevoegen aan onze heersende perspectieven op erfgoed en wat voor effect heeft dat?
Ik denk dat we erin geslaagd zijn om mogelijke antwoorden te geven, al zijn het geen pasklare antwoorden over waarom meerstemmigheid noodzakelijk is, of waarom inclusie van belang is binnen een organisatie. Maar is die onzekerheid, dat onvermogen om met stelligheid één conclusie te formuleren, niet precies wat diversiteit onderschrijft? Want er zijn allerlei mogelijke antwoorden, allerlei perspectieven die je in kunt nemen, en het gaat erom dat je die allemaal erkent en zo goed als kan de ruimte geeft.
Groet,
Mina