‘Publieksbereik verplicht onderdeel van archeologisch onderzoek’

In de archeologie is publieksbereik de laatste jaren een belangrijk thema geworden. Althans in de vele discussies onder archeologen, bijvoorbeeld op congressen zoals de Reuvensdagen. Tijdens de Reuvensdagen van 2014 mocht iedereen een briefje schrijven met wat archeologie volgens de deelnemers inhield. De conclusie luide als volgt:

“Archeologie is een vak van archeologen
gaat over kennis van het verleden
en moet toegankelijk zijn voor iedereen”

Hierin is duidelijk het publieksbereik verankerd: “archeologie moet toegankelijk zijn voor iedereen.” Het publieksbereik is ook verankerd in artikel 9. van het Verdrag van Valletta (Malta). Maar in de nieuwe Erfgoedwet is publieksbereik geen verplicht onderdeel van archeologisch onderzoek. Omdat Nederland een marktwerking kent in de archeologie, denk ik dat deze verplichting wel nodig is om goede publieksgerichte archeologie te garanderen. . 

Marktwerking
Bij marktwerking zijn er twee factoren waarop bedrijven met elkaar kunnen concurreren: de eerste is de prijs (die zo laag mogelijk moet zijn), de tweede is de kwaliteit. Gezien het feit dat een opdrachtgever in de archeologie (meestal een bouwbedrijf/ aannemer) nooit winst kan halen uit een goed archeologisch onderzoek (hoe goed het ook wordt uitgevoerd) is de kwaliteit voor hen, economisch gezien, dus niet erg belangrijk.

Om toch de kwaliteit binnen de marktwerking te waarborgen is de KNA opgericht (Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie). Hiermee is de kwaliteit gelukkig toch gewaarborgd. Echter valt het publieksbereik niet onder de kwaliteit van het onderzoek en over het algemeen kost het een archeologisch bedrijf wel geld wanneer ze aan publieksbereik willen doen (dus het heeft een negatief effect op de prijs).

Publieksbereik moeilijk
Hierdoor komt het er dus op neer dat in de praktijk publieksbereik een zeer moeilijke concurrentiepositie heeft. Je moet als archeoloog hopen dat de opdrachtgever genoeg hart voor de zaak heeft dat hij hier geld aan wil besteden. Vaak lukt het wel om in overleg met de opdrachtgever hier iets aan te doen.

Maar bij het grootste deel van de opgravingen blijft dit beperkt tot bijvoorbeeld één open dag. En daarbij is het ook maar net de vraag hoe goed deze wordt aangekondigd. Open dagen zijn natuurlijk een mooi begin, zeker als er zoveel bezoekers kwamen als naar de opgraving in Dalfsen die door 500 bezoekers werd bezocht. Toch zou het goed zijn als er geld beschikbaar was om daarnaast ook informatieborden te plaatsen, tentoonstellingen te organiseren en om op andere manieren de archeologie zichtbaar te maken voor een breed publiek.

Verplicht onderdeel
Ik ben van mening dat publieksbereik een verplicht onderdeel van het archeologisch onderzoek moet worden. De relatieve kosten van archeologisch onderzoek zijn moeilijk precies te schatten maar deze bleken in de praktijk vrijwel altijd onder de 10% te liggen (onderzoek J.G.M. Verhagen en M.P. Defilet, in de archeobrief 2009-4). Wanneer voor publieksbereik 10% van de kosten voor het archeologisch onderzoek zou worden uitgetrokken komt dat dus neer op maximaal 1% van de kosten van het bouwproject.

Publieksbereik hoeft overigens niet volledig overgelaten te worden aan het archeologische bedrijf. In Nederland spelen op dit vlak vrijwilligers nu al een belangrijke rol bij de publiekseducatie. Deze rol zullen ze ook moeten blijven vervullen en met een verplichting kan worden gegarandeerd dat dit gebeurt.

Maatschappelijke waarde
Door een dergelijke verplichting in te voeren kunnen we zorgen dat voortaan elk archeologisch onderzoek, naast een wetenschappelijke waarde, ook een directe maatschappelijke waarde krijgt. Dit geld zal met name uitgetrokken moeten worden om de archeologie lokaal, op locatie, zichtbaar te maken voor het publiek. Er zijn al veel voorbeelden waarbij dit al gebeurt maar ik denk dat het belangrijk is dat publieksbereik niet langer afhankelijk is van de persoonlijke motivatie van de betrokken archeoloog en de betrokken initiatiefnemer.

 

The following two tabs change content below.

Lasse van den Dikkenberg

Lasse van den Dikkenberg (1993) woont in Utrecht en studeert op dit moment archeologie in Leiden. Hij was student-assistent tijdens het boorpracticum. Verder is hij betrokken bij de AWN (Vereniging van Vrijwilligers in de Archeologie) via de werkgroep erfgoed educatie.