
Door corona voelen steeds meer mensen zich aangetrokken tot het platteland. En nu we weer in een halve lockdown zitten, kreeg ik hetzelfde gevoel. Deze week heb ik me daarom verdiept in erfgoed op het platteland.
Het platteland is geen vreemde voor mij. Ik ben opgegroeid in een Fries dorpje van 345 inwoners. Iedereen kent elkaar en al mijn vier klasgenoten hadden een paard. De enige voorzieningen, de frietboer en het basisschooltje waar ik op heb gezeten, zijn inmiddels verdwenen. Toch is er geen sprake van krimp. Er worden dan misschien minder kinderen geboren, maar het dorp wordt in leven gehouden door chique westerlingen met een zeilboot. De autochtone bewoners moesten hier in het begin wel aan wennen, al die ‘stedsminsken’ in hun dorp. Maar langzamerhand kwam acceptatie en de rust in het dorp is wedergekeerd.
Vond ik het leuk om in zo’n dorp te wonen? Toen niet. Nu ik een aantal jaar in Amsterdam woon , en zeker in coronatijd, zie ik wel weer de voordelen van het platteland. De rust, de natuur en de vriendelijke kassamedewerkers. Zo is het gras bij de buren altijd groener.

Maar, het platteland staat onder druk, hoor ik vanuit verschillende hoeken. De kloof tussen platteland en stad zou almaar groeien. Zo opende architect Rem Koolhaas dit voorjaar een expositie over het platteland in het Guggenheim Museum in New York. De aanleiding hiervoor was de ontwikkeling die Koolhaas had waargenomen in een Zwitsers dorpje waar hij jarenlang een vakantiehuisje had. In twintig jaar zag Koolhaas de oorspronkelijk bevolking wegtrekken en boerderijen verdwijnen. Daarvoor in de plaats kwamen moderne appartementencomplexen voor rijke stedelingen of immigranten, die vaak maar een paar weken per jaar in het dorp woonden. Met de expositie ‘Countryside, The Future’ wil Koolhaas het platteland weer op de politieke agenda zetten. Het groeiende populisme ligt volgens Koolhaas namelijk aan de jarenlange verloochening van het platteland door de politiek.
Niet alleen Koolhaas ziet een verband tussen een veranderend platteland en het groeiende populisme. Caroline de Gruyter, correspondent van het NRC, beschrijft in haar boek ‘Zwitserlevens’ de ontwikkelingen op het Zwitserse platteland die als resultaat hebben dat in veel gebieden de conservatieve en rechtse Zwitserse Volkspartij (UDC) de grootste is. Door het milde belastingklimaat trokken veel bedrijven en rijke migranten naar Zwitserland, maar na een tijdje begon die migratie de autochtone bevolking tegen te staan. Historische dorpen werden vol gebouwd met grote appartementencomplexen voor de nieuwe bewoners en wijngaarden en boerenland veranderden in kantoorgebieden. Ook deden de nieuwkomers maar gedeeltelijk mee met de folklore en tradities van het dorp. Hoe meer de dorpelingen voelden dat zij de autoriteit over hun dorpen verloren, hoe nostalgischer en conservatiever zij werden.
Een interessante kwestie, maar speelt dit ook in Nederland? Uit mijn eigen dorp herken ik de worsteling met nieuwkomers. Überhaupt vinden ze ‘verandering’ iets engs. De dorpelingen zijn zeer gesteld op dingen die al jaren hetzelfde zijn, op tradities. Zo is op één gevel zelfs de legendarische spreuk ‘It hoecht net oars’ geschreven (Het hoeft niet anders). In dat opzicht lijken de dorpsbewoners (misschien zelfs zonder dat ze het weten) veel met erfgoed te hebben.
Erfgoed maakt de Friezen trots: de taal, Sûkerbôlle, Fryske Hynders…Maar kan erfgoed ook ingezet worden om de druk op het platteland te verminderen? Ik vroeg het aan Gijsje Stephanus. Voor haar studie Human Technology aan de Hanze Hogeschool in Groningen deed zij onderzoek naar de invloed van erfgoed op de leefbaarheid van kleine dorpen. Volgens haar is het vooral de kwaliteit van een plek die telt, een daar is erfgoed onderdeel van. Gijsje: “Wanneer erfgoed gebruikt wordt en levendig is, zal dit de waardering voor het dorp vergroten. En hoe aantrekkelijker het dorp, hoe meer mensen er zullen komen wonen.”

Een goed voorbeeld waarbij erfgoed is ingezet om de leefbaarheid te vergroten, is het dorp Kloosterburen in Groningen. Het religieuze erfgoed wordt daar gebruikt als inspiratiebron om een aantrekkelijk en leefbaar dorp te worden. En het helpt: in tegenstelling tot andere dorpen in de omgeving, groeit Kloosterburen. De nieuwe bewoners zijn vooral stedelingen uit het westen. (Lees hier het interview met Anne Hilderink en Gijsje Stephanus over het project in Kloosterburen)
Maar goed, lossen we hier ‘de problemen’ mee op? Als ik Rem en Caroline mag geloven, wekt de komst van stedelingen en de veranderingen die zij mee brengen, vooral weerstand op. Het blijft lastig. Voor de plattelandsbewoners hoecht it ommers allegaer net oars.
Groet,
Alma
Alma Hoekstra
Laatste berichten van Alma Hoekstra (toon alles)
- Faro-blog: Back to basics - 18 februari 2021
- ‘Weck’-up call: hoe je erfgoed inzet voor duurzaamheid - 11 februari 2021
- Voor de Beeldbrekers is ‘Van Gogh’ interessanter dan ‘een Van Gogh’ - 4 februari 2021
Geef een reactie