Gelooft u mij, als ik u vertel dat er in Amsterdam meer rijksmonumenten staan dan in de Vlaamse steden Gent, Brugge, Antwerpen en Leuven samen? Het is waar: in Amsterdam staan 6.280 rijksmonumenten, in de vier Vlaamse steden staan 3.623 rijksmonumenten. Landelijk gezien is de trend ook waar te nemen. Waar in Nederland één rijksmonument per 280 inwoners staat, is dit in Vlaanderen één per 500 inwoners. Deze getallen roepen bij mij vragen op. Zijn wij in Nederland pronkziek? Zijn de Vlamingen te bescheiden? Of hebben wij gewoon meer monumentale gebouwen? Een ieder die Gent, Antwerpen of Brugge heeft bezocht weet dat dit laatste in ieder geval niet zo is. Maar hoe zit het dan? Ik weet het niet zeker, maar ik heb drie mogelijke verklaringen gevonden.
Verschil in organisatie?
Allereerst is het goed om op te merken dat er nogal wat verschillen zijn tussen onze monumentenzorg en die van Vlaanderen. Nederland heeft naast 60.000 rijksmonumenten 40.000 gemeentelijke monumenten en 350 beschermde dorps- en stadsgezichten. Vlaanderen kent geen gemeentelijke monumenten, maar wel beschermde 1.500 stadsaanzichten. Naast de ‘etiketten’ is ook de organisatie anders. In België wordt de zorg en bescherming voor cultureel erfgoed op gewestelijk niveau geregeld. Dit betekent dat de bevoegdheden bij de Vlaamse, Brusselse en Waalse regeringen liggen. De Nederlandse monumentenzorg is verder gedecentraliseerd tot gemeentelijk niveau.
In dit laatste ligt de eerste mogelijke verklaring. Ik kan mij voorstellen dat er bij de Nederlandse decentrale monumentenzorg meer lokale kennis en expertise is over het gebied. Dit kan tot gevolg hebben dat zij lokaal erfgoed sneller op waarde schatten. In Vlaanderen ontsnapt er mogelijk meer erfgoed aan het oog van de gewestelijke autoriteiten.
Keiharde euro’s?
Dit kán zo zijn, maar belangrijker is wellicht de financiële consequentie van een monumentenstatus in Vlaanderen. In Nederland is alleen goedkope financiering beschikbaar voor restauraties en onderhoud (een lening dus). In België heeft elke monumentbezitter recht op financiële bijstand zonder dit te hoeven terugbetalen. Voordat het Vlaamse gewest een gebouw als monument bestempelt, moet dit dus de financiële consequenties daarvan accepteren. Dit zorgt logischerwijs voor meer terughoudendheid.
(Overigens, een groot voordeel van het Belgische systeem is dat niet alleen de bezitter ervan profiteert, maar ook voor het monument. Leegstaande en verwaarloosde monumenten (zie artikel erfgoedstem.nl/voorkom-verwaarloosde-rijksmonumenten-wacht-niet-te-lang) tref je daarom in Vlaanderen nauwelijks aan.)
Of toch een cultuurverschil?
Op bovenstaande twee verklaringen ben ik – samen met mijn Vlaamse professor – gekomen. Of dit echt het verschil verklaart weet ik niet. Ergens wringt de schoen. Het verschil is te groot. Er lijkt meer aan de hand. Ik heb persoonlijk het vermoeden dat het ook een verschil in mentaliteit is. Vlamingen zijn qua karakter terughoudender en bescheidener dan wij Nederlanders. Dit is mogelijk terug te zien in het toekennen van de monumentenstatus. Hoewel niet te onderbouwen weegt dit cultuurverschil misschien nog wel zwaarder dan de bovengenoemde redenen – maar hier durf ik geen uitspraken over te doen. Weet u het?
Wallonië is hier buiten beschouwing gehouden. Zeker is dat hier nog minder monumenten per 1000 inwoners staan, maar het precieze aantal heb ik nergens kunnen vinden.
Gertjan de Boer
Laatste berichten van Gertjan de Boer (toon alles)
- Leven met klimaatverandering? Neem het verleden als inspiratie! - 29 april 2021
- Terugkeer van het ministerie van Ruimtelijke Ordening – een goed idee? - 22 maart 2021
- Liever zonnepanelen dan isoleren? - 31 oktober 2018